Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

zondag 15 december 2013

De Top Drie (7) van ...


Chrétien Breukers (1965) is schrijver en dichter. Dit jaar verscheen zijn veelgeprezen essaybundel Het eerste gedicht, over het lezen van poëzie. In 2014 verschijnt bij uitgeverij Marmer zijn prozadebuut Een zoon van Limburg, verhalen uit mijn diaspora, een boek waarin Breukers zijn houding tegenover zijn geboorteprovincie uiteenzet. In het najaar zal er een grote bloemlezing uit de Nederlandse poëzie van 1890 tot 2014 verschijnen, die Breukers samen met Dieuwertje Mertens zal samenstellen.

Dit jaar was ik, verspreid over meerdere perioden, ongeveer tien weken in een stad dichtbij Berlijn. In het huis waar ik verbleef, en nog vaak hoop te verblijven, beschik ik over drie grote bloemlezingen, drie keer de Dikke Komrij, maar dan in het Duits, uiteraard. De Duitse poëzie, die ik slecht kende, en waarvan ik vooral de hoogtepunten had gelezen, de algemeen erkende hoogtepunten, bleek veel diverser en rijker te zijn dan ik dacht. Nummer 3 op mijn lijst komt voort uit deze late kennismaking.

Nr 3.
Sarah Kirsch is dit jaar gestorven, op 5 mei. Ik schreef op 11 augustus dit jaar over haar: ‘Een type, Sarah Kirsch. Niet zomaar iemand om zonder handschoenen aan te pakken. Toch schreef ze natuur- en liefdeslyriek die niet meteen opstandig of revolutionair of tegendraads te noemen is. Maar karakter had ze in overvloed, en daarom werd ze op den duur ook, zoals zoveel dichters, uit de DDR gezet. Ausgebürgert. Haar overkwam het in 1977, nadat ze een jaar eerder een petitie voor Wolf Biermann had ondertekend.
Dit jaar is een heruitgave verschenen van Sämtliche Gedichte (2005), met al haar dichtbundels die tot 2005 zijn verschenen. Haar poëzie is inderdaad ‘gewoon’, weinig spectaculair, maar als je de gedichten leest herken je meteen dat er iets bijzonders gebeurt. Ze is een soort Duitse, en betere, versie van Judith Herzberg. Haar bekendste bundel is Rückenwind, die ze schreef nadat haar relatie met de schrijver Christoph Meckel was stukgelopen.


Sarah Kirsch. Sämtliche Gedichte. DVA, München 2013, 560 p.

Nr 2.
De weinig optimistische titel van het dagboek van Imre KertészLetzte Einkehr (Laatste Inkeer) lijkt me gerechtvaardigd. Kertész is niet meer de jongste, en hij heeft Parkinson. In het dagboek maakt hij korte metten met alles, met zijn schrijverschap, zijn leven, zijn schrijven. Dat wil niet zeggen dat hij niet zelfbewust is, en weet wat de waarde van zijn werk is. Integendeel. Hij weet dat zijn werk, zijn boeken, geschreven omdat hij Auschwitz kon overleven, een belangrijk bericht zijn. De vraag is alleen: voor wie? En wie ontvangt het zonder ruis op de lijn? Ondertussen woont Kertész, na zijn Berlijnse jaren, weer in Hongarije. Daar is het antisemitisme nog virulenter dan tijdens een bijeenkomst van het Palestinacomité. Ook Kertész krijgt daarmee te maken, net als zijn naamgenoot Ákos Kertész, die inmiddels asiel heeft aangevraagd in Canada. Budapest is maar veertienhonderd kilometer van Utrecht, waar ik woon.


Imre Kertész. Letzte Einkehr, Tagebücher 2001-2009. Rowohlt, Berlijn 2013, 464 p.

Nr 1.
Dit jaar stierf mijn vriend Joris van Groningen. Ik erfde onder meer zijn collectie W.F. Hermans, en die boeken heb ik dit jaar een voor een gelezen en herlezen. Het boek dat de meeste indruk op mij maakte, was Ik heb altijd gelijk. Die hamerende stijl. Die explosiviteit. Gek genoeg ontroerde het mij. Lodewijk Stegman is wanhopig, hij schreeuwt het uit; hij weet zich, letterlijk, geen raad. Maar hij heeft, inderdaad, gelijk, al is het geen mooi of hoopvol gelijk. De wereld waarin hij terugkomt, na in Indië te hebben gevochten, is stuk, weg, - en het komt nooit meer goed. Onlangs verscheen De mislukkingskunstenaar, deel 1 van de biografie die Willem Otterspeer aan Hermans wijdde. Het is een mooi, zij het overdadig boek, maar wel een waardige bekroning van een voor mij merkwaardig Hermansjaar. Via Joris is Hermans mijn favoriete Nederlandse schrijver (van dit moment) geworden; een handreiking over de rand van zijn urn heen.


W.F. Hermans. Ik heb altijd gelijk. Van Oorschot, Amsterdam 1979 (tiende druk), 264 p.

Geen opmerkingen: