Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

zondag 29 december 2013

De Top Drie (21) van ...


Ann De Craemer (1981) debuteerde in 2010 met Duizend-en-één dromen. Een reis langs de Trans-Iraanse Spoorlijn (Lannoo), dat werd genomineerd voor de VPRO Bob den Uylprijs voor het beste literair-journalistieke reisboek. Sindsdien heeft ze twee romans geschreven, Vurige tong (2011) en De seingever (2012), allebei uitgegeven door De Bezige Bij. Ze werkt momenteel aan een derde roman, die in de zomer van 2014 verschijnt.

Nr 1.
Als ik zelf, zoals nu, met een nieuwe roman bezig ben, lees ik weinig fictie: dan voelt het alsof de woorden van een ander door mijn hoofd fietsen. ’s Avonds, na het schrijven, verkies ik non-fictie, maar ik kan het wel ‘verdragen’ om romans opnieuw te ontdekken. Een boek dat ik afgelopen jaar herlas, en dat al voor de vierde keer, is Humboldt’s Gift van Saul Bellow – de roman die tien jaar nadat ik hem het eerst las mijn onbetwiste nummer 1 blijft. Het is dankzij Kristiaan Versluys, professor Amerikaanse letterkunde aan de UGent, dat ik Humboldt’s Gift en het werk van Bellow ontdekte, alsook dat van Philip Roth. Bellow en Roth zijn nog steeds mijn twee favoriete auteurs. Na het lezen van Humboldt’s Gift werd ik levenslang verliefd op hoofdpersonage Charlie Citrine, die rotsvast gelooft dat verbeelding en poëzie meer vermogen dan alle technologische kennis van de Verenigde Staten op één hoop. In tijden van financiële crisis is dit een boek dat hebberige bankiers en bazen van Bpost zouden moeten lezen: Humboldt’s Gift laat zien dat geldzucht (alsook een te groot verlangen naar roem) mensen ten gronde kan richten. Dit blijft een van mijn favoriete zinnen uit het boek: ‘You shouldn't wait for things to become quieter. You must decide to make them quieter.’ Humboldt’s Gift was mijn eerste Bellow-boek, en vele zouden volgen – al heb ik ze nog niet allemaal gelezen, want ik spaar ze als het ware op, zodat ik altijd nog een boek van hem heb om naar uit te kijken. Toen de man stierf, heb ik een prachtige foto van hem uit de Volkskrant geknipt en die ingekaderd. Sindsdien vertelt Bellow me elke dag vanonder zijn hoed tot welke machtige dingen literatuur in staat is.


Saul Bellow. Humboldt’s Gift. Viking,  487 p.

Nr 2.
Voor Pascal Verbeken kan ik niet diep genoeg buigen. De man staat wat betreft Nederlandstalige literaire non-fictie op eenzame hoogte. Zijn vorige boek Grand Central Belge maakte duidelijk dat Belgen hun geschiedenis niet kennen, én dat het mogelijk is non-fictie te schrijven met de pen van een romancier – Verbeken is een uitmuntend stilist. Dat heeft hij ook bewezen met zijn meest recente werk Tranzyt Antwerpia: sommige passages lijken zo uit een roman te komen. Stilist, journalist, scherp observator, historicus, pennenridder: alle vaardigheden van Verbeken vloeien samen in dit boek. Verbeken volgt de reisroute van Benjamin Kopp, een Poolse tiener en een van de velen die aan het begin van de twintigste eeuw met de Red Star Line vanuit Antwerpen naar Amerika trok. Hij maakt ook treffende vergelijkingen met de massale immigratie waarvan we vandaag getuige zijn: ‘Net als in jouw tijd is migratie een business en blijven mensensmokkelaars spilfiguren.’


Pascal Verbeken. Tranzyt Antwerpia. In het spoor van de Red Star Line. De Bezige Bij, 208 p.

Nr 3.
In 1988 verscheen A brief history of time (in het Nederlands vertaald als Het heelal), waarin Stephen Hawking zijn ideeën uiteenzet over de oorsprong van het heelal. In Een korte geschiedenis van de tijd heeft Hawking samen met journalist Leonard Mlodinov geprobeerd om de inhoud van dat boek te actualiseren en voor een nog breder publiek toegankelijk te maken. In korte hoofdstukken wordt het ontstaan van het heelal voor niet-wetenschappers uiteengezet. Bij Vijftig tinten grijs voel ik – hoe kan het ook anders - absoluut niets, maar dit is pure opwinding. Natuurkunde vertoont hier raakvlakken met literatuur, want ze slaagt erin mij mee te nemen naar een andere wereld en mijn verbeelding op hol te doen slaan. Lezen over de Krab-supernova die de Chinezen in het jaar 1094 registreerden en die, hoewel de ontploffende ster vijfduizend lichtjaren ver was, maandenlang met het blote oog zichtbaar was en zo helder scheen dat ze ook overdag te zien was en het schijnsel helder genoeg was om bij nacht te kunnen lezen; ontdekken dat onze zon brandstof heeft voor nog zeker 5 miljard jaar, en inzicht krijgen in wat er net na de oerknal gebeurde: om duimen en vingers van af te likken. Wie Hawking leest, valt van de ene verbazing in de andere.


Stephen Hawking. Een korte geschiedenis van de tijd. Bert Bakker, 211 p.

Geen opmerkingen: