Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 23 november 2015

De pijn van het mens zijn

Maartje Wortel schrijft prangende verhalen over mensen die kampen met fundamentele eenzaamheid en lijden onder het besef van de eindigheid van alles.

In 2009 debuteerde Maartje Wortel (°1982) met de bundel Dit is jouw huis en vestigde ze meteen haar naam als een nieuwe en eigenzinnige stem in de Nederlandse letteren. Zes jaar en twee romans later keert de schrijfster terug naar haar eerste liefde, het korte verhaal.
Vrolijk zijn de dertien stukken van Er moet iets gebeuren niet te noemen. De personages worstelen met zichzelf, met hun naasten, hun verleden of hun (beperkte) toekomst. De jonge vrouw uit het openingsverhaal Het kamp lijdt aan depressie – al wordt dat nergens met zo veel woorden gezegd – en probeert steeds weer nieuwe behandelingen uit, tevergeefs. Het jongetje dat in Tomer en Elias het woord voert, moet naar de pijpen dansen van een jaloerse en dominante oudere broer, die een pak minder onschuldig blijkt dan hij zich voordoet. De vrouw uit het titelverhaal heeft een zoon verloren, en zij en haar man zoeken wanhopig naar een manier om verder te leven. Eenzaam in hun verdriet, weten ze niet meer hoe ze met elkaar moeten omgaan.

Alledaagse situaties krijgen bij Maartje Wortel iets bevreemdend door haar directe en tegelijkertijd suggestieve manier van vertellen. We buitelen het hoofd van haar personages in en worden gedropt in hun chaotische innerlijke wereld. Hun verslagenheid of stuurloosheid zet ze op ons over zonder uitleg of duiding te geven – het is aan ons om de context te achterhalen. Glansrijk geeft ze haar vertellers een eigen stem en laat ze hen direct in onze geest opstaan, hoe weinig we ook over hen weten. Vaak ontdekken we pas aan het eind van het verhaal of we met een man of een vrouw te maken hebben.
Samenkomen

Melancholie doordrenkt deze bundel. De personages lijden onder een nijpend eindigheidsbesef, of het nu gaat om de eindigheid van een leven, van een liefdesrelatie of om de kortstondigheid van alles wat ze meemaken. Geliefden en naasten spannen zich in om elkaar te begrijpen, maar worden geconfronteerd met fundamentele eenzaamheid. 
Maartje Wortel stopt humor in haar proza, houdt de toon licht en af en toe overrompelt ze je met een schitterend beeld
Dat samenkomen soms toch lukt, laat de schrijfster zien in Het is al gebeurd, waar we opnieuw de man en de vrouw uit het titelverhaal treffen en deze keer in zijn huid kruipen. Hij richt zich tot zijn dode zoon: “Mijn hele lichaam voelt continu dat er iets is. Het onheilspellende gevoel stroomt als dik bloed door al mijn aderen; en die tijd, al duurt het vaak slechts enkele seconden of minuten dat ik niet kan begrijpen waar dat gevoel vandaan komt, is vele malen erger, echt vele malen erger, dan te weten wat er mis is, hoe erg datgene wat er mis is ook is. Weten dat jij er niet meer bent is makkelijker dan het gemis te voelen en in dat moment tussen slapen en wakker worden wanhopig in mezelf te zoeken waar het gemis vandaan komt. “

Hoop
Maartje Wortel toont haar personages in al hun naaktheid en aandoenlijkheid en legt de pijn van het mens zijn bloot. Dit betekent niet dat Er moet iets gebeuren een zwartgallig boek is. Ze stopt humor in haar proza, houdt de toon licht en af en toe overrompelt ze ons met een schitterend beeld of een spitse bedenking. En er is altijd hoop. Hoop op liefde bijvoorbeeld. In De schrijver II  doet ze een boekje open over haar voormalige geliefden en haar huidige partner, Marie. “Ik weet niet zeker of liefde bestaat”, aldus Maartje Wortel, “ik weet alleen zeker dat je je leven lang kan blijven geloven in iets waarvan je niet zeker weet of het bestaat.”
Er moet iets gebeuren, Maartje Wortel. Das Mag Uitgeverij, 241 p. Deze recensie verscheen op 18 november in De Morgen.

woensdag 18 november 2015

De immune mens

Een protagonist neerzetten die de antipathie zelve is? Wytske Versteeg excelleert hierin in haar derde roman, Quarantaine, een benauwend verhaal over een man en een land in vrije val.

Wie aan Quarantaine begint, zal meteen weten dat Wytske Versteeg (°1983) zich door de actualiteit liet begeesteren. De jonge schrijfster heft de roman als volgt aan:
« De ziekte kwam toen niemand er meer op gerekend had. (…) Natuurlijk hadden we ervan gehoord, al eerder, maar uitsluitend als iets wat zich ver weg afspeelde. Het viel geen nieuws te noemen toen de ziekte zich verspreidde, gestaag de grenzen over kroop van landen die altijd problemen hadden. We zagen de beelden elke avond, met steeds een groter stukje van de kaart gekleurd, dat was niet meer dan te verwachten. Onze angst bewaarden we voor andere zaken; we dachten veel aan terrorisme, vliegtuigrampen, af en toe aan het klimaat. Nog altijd bevond de ziekte zich op een ander continent, totdat dat plotseling niet meer zo was. Toen pas begon de paniek. »
Ongenaakbaar

Versteeg verwijst natuurlijk naar de recente uitbraak van ebola in Afrika. In de roman borduurt ze verder op wat had kunnen gebeuren als de virusziekte Nederland in de greep had gekregen. De man die in Quarantaine het woord voert, heet Tomas Augustus en is een gerenommeerd plastisch chirurg met een bloeiende privépraktijk. Terwijl de ziekte een spoor van dood en verderf door Nederland trekt en de mensen rond Tomas als vliegen vallen, lijkt hij er bizar genoeg immuun voor.
Ademloos en met een ongemakkelijk gevoel lees je verder
Ongenaakbaar is hij sowieso, althans toch in zijn huwelijk en zijn sociaal leven. Voor zijn vrouw – die in zijn ogen “ongeveer even opwindend als een lekke meelzak” is –  voelt hij slechts verachting en aan de patiëntes met wie hij affaires heeft ergert hij zich zodra ze gevoelens tonen.
Alles verandert weliswaar als Tomas op een receptie tegen de jonge, sensuele Maria op botst en tot zijn eigen verbazing halsoverkop verliefd wordt. Ze stelt Tomas voor een aartsmoeilijke keuze. Hij moet onder ogen zien dat zijn leven gebaseerd is op een leugen. Kan hij het zorgvuldig geconstrueerde bedrog in stand houden als hij Maria voor zich wil winnen?
  
Quarantaine overvalt je als een vloedgolf en sleurt je mee om je pas uren later, als de laatste zin is gelezen, op het strand van je eigen leven terug te werpen. Stilistisch alleen al is de roman een plezier. Wytske Versteeg, die in 2014 de BNG Literatuurprijs kreeg voor haar tweede titel Boy, schrijft in een heldere, beeldrijke taal en laat haar zinnen fraai meanderen en rollen. Ze houdt de spanningsboog strak aan en heeft talloze verrassingselementen voor de lezer in petto. Ademloos en met een ongemakkelijk gevoel lees je verder, want de benauwenis dampt werkelijk van de bladzijden af.

Apocalyps

Versteeg schetst een apocalyptische wereld. Huizen staan leeg, straten liggen er verlaten bij, voedingswaren rotten in geplunderde supermarkten, en internet en telefoon werken allang niet meer. Haar protagonist past perfect in die funeste sfeer.  Tomas Augustus is de antipathie zelve; je wil eenvoudigweg niet geloven dat iemand zo harteloos, cynisch en egocentrisch in het echte leven kan bestaan. Alleen Cupido kan het harnas van ijs dat hij draagt smelten en hem humaan laten worden – en tegelijkertijd ook vatbaar voor desillusies en verdriet. Tegen dan is zijn kille karakter echter zo in je hoofd en hart gekropen dat je moeite moet opbrengen om de ommezwaai aan te nemen.

Quarantaine, Wytske Versteeg. Prometheus, 168 p. Deze recensie verscheen op 10 november in De Morgen.