Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 28 februari 2014

Misdaad in een Allende-sausje

Op haar tweeënzeventigste keert Isabel Allende het magisch realisme de rug toe en waagt ze zich aan een misdaadroman. Ripper is een mooi staaltje van haar verteltalent.

Toen Isabel Allende (°1942) twee jaar geleden overwoog op pensioen te gaan, vroeg haar literair agent waarom ze geen ander genre uitprobeerde. De misdaadroman bijvoorbeeld? Ze kon misschien samenwerken met haar man, de Amerikaanse crimewriter Willie Gordon? De Chileense schrijfster liet zich overhalen, maar zag al snel af van een roman à quatre mains. “Na vierentwintig uur was het duidelijk dat het project in een echtscheiding zou eindigen”, schrijft ze in het dankwoord van haar nieuwe boek, dat ze Ripper doopte.

Die titel verwijst naar de raadselachtige 19de-eeuwse vrouwenmoordenaar Jack the Ripper, maar slaat ook op een online rollenspel waar twee personages verwoed mee bezig zijn. Gamemaster is de zeventienjarige Amanda Martín, een eenzelvig meisje met een morbide fascinatie voor de schaduwkant van de mens. Samen met haar “slaaf” Kabel, een alter ego van haar grootvader, en vier internetvrienden doet ze niets liever dan fictieve moorden oplossen. De verhalen over misdaadscènes en gruwelmoorden heeft ze van haar vader Bob, hoofdinspecteur Moordzaken bij de politie in San Francisco, met de paplepel binnengekregen, overigens tot ergernis van haar moeder Indiana, een weelderige blondine die als therapeute werkt in een holistische kliniek. Intussen zijn haar ouders al lang gescheiden.

‘Mijn moeder leeft nog, maar hij gaat haar op Goede Vrijdag om middernacht vermoorden’, vertelt Amanda in het begin van de roman aan haar vader. In de volgende hoofdstukken keren we terug in de tijd en krijgen we te lezen hoe San Francisco het decor is geworden van mysterieuze moorden, die bizar genoeg voorspeld zijn door Amanda’s peetmoeder. Bob Martín en zijn team hebben hun tanden in de zaak gezet, maar ze zijn niet de enigen. Amanda, die toegang heeft tot de politiedossiers, heeft haar medespelers op de San Francisco moorden ingezet. In tegenstelling tot haar vader gelooft ze dat de moorden het werk zijn van één persoon, een hedendaagse Jack the Ripper.

De schrijfster bewijst hier dat ze een nieuw genre vaardig naar haar hand kan zetten

Sommige personages leunen aan tegen het cliché en hier en daar treedt Allende te veel in detail waardoor het verhaal aan vaart verliest, maar een slecht boek is Ripper niet. De Chileense is een getalenteerd verhalenvertelster en ze bewijst hier dat ze een nieuw genre vaardig naar haar hand kan zetten. De plot zit stevig in elkaar en zoals het een goede detectiveroman betaamt, is de ontknoping verrassend, maar blijkt de dader wel een bekende. De sappige details, de bonte parade aan personages en de vrouwelijke spilfiguur die de fans keer op keer naar de boekhandel drijven ontbreken niet.

Sinds Allende in 1982 debuteerde met de magisch realistische roman Het huis met de geesten, blijft haar lezerspubliek zich uitbreiden. Haar romans verschijnen in meer dan vijfendertig talen en worden per definitie bestsellers. De laatste tijd leek de schrijfster evenwel uitgekeken op haar succesformule. In Het negende schrift van Maya (2011) probeerde ze zich te vernieuwen door magisch realistische taferelen te alterneren met expliciete, rauwe passages, maar dat werkte niet. In Ripper gaat ze een stap verder en noemt ze het magisch realisme “een literaire stijl die passé is”. De ironie en zelfspot maken de roman bij momenten bijzonder amusant.

Is deze verkenning van het misdaadgenre bedoeld als grap, zoals de Chileense recent in een interview beweerde? Misschien wel, maar voor een grap is Ripper in elk geval erg geslaagd.

Ripper, Isabel Allende. Wereldbibliotheek, 399 p.
Deze recensie verscheen op 26 februari in De Morgen.

vrijdag 7 februari 2014

Oh la la!


Ze kijkt me strak aan. 'Ik reken op je discretie,’ zegt ze. ‘Niemand in de straat weet het.' 
'Het is niet iets dat je zomaar rondvertelt,' zeg ik. 
'Toch niet aan iedereen.' 
'Nee.' 
'Vroeger was het erger,' zegt ze. 'Vroeger werd erover gezwegen. Nu zijn we opener geworden.' 
'Hoe dikwijls...?' 
'Twee keer.' 
'Twee keer per week?' 
'Twee keer per maand. We gaan twee keer per maand.' 
'Al lang?' 
'Oh la la!' Ze lacht kort. Haar kinnen trillen. 

Ik weet redelijk veel van haar, maar wat ze me net heeft verteld is nieuw. Ze heeft me nog nooit een confidentie gedaan. Al mijn informatie komt van monsieur G., die hier tegenover woont en over iedereen in het dorp een verhaal heeft. Hij heeft me verteld dat ze uit een stad in het midden van Frankrijk komt (terwijl ik dacht dat ze hier was opgegroeid en het dorp nooit had verlaten), van hem weet ik dat ze niet zo lang geleden hertrouwd is (ik ging ervan uit dat zij en haar partner hun veertigste huwelijksverjaardag hadden gevierd), en hij is het ook die me gezegd heeft dat de meneer met het zwart achterovergekamd haar die soms in de straat aan snelwandelen doet haar eerste echtgenoot is (en geen vriend van het huis, zoals ik vermoedde) en dat hij nu samenleeft met een Venezolaan. 

Na elk nieuw verhaal van monsieur G. zie ik in dat ik foute veronderstellingen heb gemaakt. Ik kan er weinig aan doen. Ik veronderstel voortdurend. Ik kruis iemand op straat en zie een leven voor me. Een bepaalde oogopslag, een kapsel, schoenen… het zijn de pietluttige details die het hem doen. Waarschijnlijk zijn mijn aannames verkeerd, maar daar sta ik op het ogenblik zelf niet bij stil. Ik denk niet in termen van veronderstellingen. Ik kijk en ik zie, meer niet. We hebben allemaal onze eigen perceptie. Onze eigen waarheden ook. De Franse dramaturge Yasmina Reza illustreert dat uitstekend in haar tweede roman, Heureux les heureux (2013), nu bij De Bezige Bij verschenen als Gelukkig de gelukkigen. We krijgen een dwarsdoorsnede van het leven van een aantal mensen die in dezelfde cirkels bewegen. Achttien vertellers komen om de beurt aan het woord, en elke verteller heeft direct of indirect een band met een of meer andere vertellers. 
De eerste verteller is Robert Toscano, een financieel journalist bij een krant. Met zijn vrouw Odile is hij in de supermarkt en ze maken ruzie over de boodschappen. Het loopt uit de hand. Hij heeft weinig geduld, toegegeven, maar zij gedraagt zich ridicuul en maakt een dommige indruk. Twee hoofdstukken verder is zij de verteller. Ze komt met Robert thuis na een diner bij vrienden en observeert hoe hij van een voorkomende gesprekspartner weer zijn nerveuze en prikkelbare zelf wordt. Odile laat zich hier kennen als een gevoelige vrouw die de kleine kanten van haar man kent, zich op de achtergrond stelt, hem subtiel manipuleert en een greintje tederheid aan hem weet te ontlokken. 
In de verhalen van de volgende vertellers duikt Odile nog enkele keren op en telkens moeten we onze opinie bijstellen. Dat geldt voor elk van de achttien vertellers. Reza luist haar lezers erin: ze biedt ons een bepaald perspectief aan, wij maken onbewust een aantal veronderstellingen en daarna ontkracht ze die. 

Hoe bizar sommige personages ook zijn, toch kunnen we ze moeiteloos naar ons leven extrapoleren. Gelukkig de gelukkigen gaat in mijn ogen vooral over kleinmenselijkheid. Reza legt de vinger op onze zwakheden en heeft een scherp oog voor het groteske detail. Foute reacties, misplaatste gedachten, observaties die eigenlijk niet kunnen… Reza laat glimlach en schaamrood duelleren. 

De kinnen, zie ik, trillen niet meer. Hoelang zwijgen we al? Is het van mijn gezicht af te lezen dat ik er met mijn gedachten niet bij ben? 
'Bedankt voor de uitnodiging,’ zeg ik snel. Ik probeer mijn stem extra hartelijk te laten klinken. 
'Ik dacht wel dat het je zou interesseren. Jou persoonlijk of vanuit journalistiek oogpunt.' 
Ik bekijk het papier in mijn hand. ‘Twee maart?’
'Twee maart.'
'Tegen wanneer moet ik antwoorden?'
'Geen haast bij.'
'Oké.' 
Ze neemt afscheid en loopt naar de auto. Voor ze instapt, draait ze zich om. ‘Je kan met mij meerijden,' roept ze. 

Gelukkig de gelukkigen, De Bezige Bij, 208 p.