Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

woensdag 29 oktober 2014

‘Woede is mijn drijfveer’

De Italiaanse schrijfster en filosofe Silvia Avallone (30) is boos. Ziedend zelfs. Omdat de verpletterende schoonheid van haar land verwoest is. Omdat de jonge generatie zich verraden voelt door de grote stad, verraden door een tijdperk. 'Ik vertel over een beweging die verborgen blijft.' 

Silvia Avallone is een heftige dame, zelfs per email. Vlug en vurig reageert ze op de vragen die ik doorstuur. Ze schrijft me vanuit een dakkamertje in Bologna, de stad waar ze elf jaar geleden filosofie en literatuurstudies kwam studeren. 
‘Dit is de plaats die ik heb gekozen voor mijn toekomst, en het is hier dat ik mijn beide romans heb geschreven. Toen ik op mijn negentiende in Bologna aankwam, had ik een hoofd vol dromen. Dit jaar ben ik de dertig gepasseerd en ik ben verbaasd dat ik me nog altijd hetzelfde voel als toen ik mijn koffer hier in september 2003 neerzette. Elke roman betekent voor mij een nieuw begin, vanaf nul. Onblusbaar, woedend, vol verlangen.’ 
Avallone was zesentwintig toen ze debuteerde met Staal, een rauwe en gevoelige roman over twee tienermeisjes die hun schoonheid uitbuiten om aan de lotsbestemming van hun vroeg oude, verbitterde moeders te ontsnappen. Uit het verhaal van haar jonge protagonisten Francesca en Anna laat de Italiaanse het portret oprijzen van een gedesillusioneerde arbeidersklasse die soelaas vindt in geweld, drugs en drank. De roman veroorzaakte nogal wat ophef. Avallone’s genadeloze blik en spitse pen vielen in de smaak bij de kritiek en bij veel lezers, maar de schrijfster kreeg ook kwade reacties te verduren. In Piombino werd ze uitgescholden door boze bewoners die het niet namen dat ze in Staal als hoeren en drugsverslaafden werden afgeschilderd. 

Drank en sigaretten 

Staal speelt zich af rond de lelijke kuststad Piombino en haar enorme staalfabriek. Als kind bracht Avallone daar de schoolvakanties bij haar vader door. In haar tweede roman Marina Bellezza richt ze de schijnwerpers op de stad Biella in de Cervo-vallei, waar ze bij haar moeder woonde en school liep. ‘De plekken waar je opgroeit voeden je en belemmeren je tegelijkertijd’, aldus Avallone. ‘Hun specifieke grenzen – de zee in Staal, de bergen in Marina Bellezza – spreken tot de verbeelding. Je vraagt je af wat er achter die grenzen ligt. Piombino en Biella symboliseren in mijn ogen enerzijds het verlangen om te ontsnappen, maar anderzijds staan ze voor woeste, onwrikbare wortels. Terwijl Piombino een metafoor is van om het even welke industriële provincie in crisis, is Biella een metafoor van de Far West, van de poging om opnieuw te beginnen als alle fabrieken zijn gesloten en er alleen verlatenheid overblijft.’ 
Avallone situeerde Staal in 2001. In Marina Bellezza springt ze naar 2012. Na bijna twintig jaar Berlusconi likt Italië zijn wonden. In de Cervo-vallei in het noorden van Piemonte is de miserie kompleet. De dorpen en stadjes zijn nagenoeg leeggelopen en de jongeren die niet zijn weggetrokken, hangen voor de tv, doden de tijd met kleine misdrijven en smoren hun ellende in drank en sigaretten. De 27-jarige Andrea Caucino is een van de weinigen die rebelleren tegen zo’n leven. Hij heeft een baan als bibliothecaris, maar droomt ervan veehoeder te worden op de oude boerderij van zijn grootvader in de bergen. Zijn vroegere liefje Marina Bellezza, een bloedmooie blondine van tweeëntwintig met een gouden stem, jaagt ook een toekomstdroom na: zij wil zangeres worden, de primetime halen op een Rai Uno en naar Milaan of Rome verhuizen. Wanneer de twee elkaar na drie jaar onverwachts terugzien, spat de vonk weer over. Maar zijn hun dromen met elkaar te verzoenen? ‘Marina en Andrea verbeelden twee tegengestelde, extreme wegen die iemand vandaag kan opgaan in een land waar 44,2% van de jeugd werkloos is’, zegt Avallone. ‘We staan aan het einde van een tijdperk. Marina en Andrea zijn op zoek naar een nieuw begin. Ze moeten het doen zonder kant-en-klare oplossingen of vooraf uitgestippelde paden. Andrea interpreteert de toekomst als een terugkeer, Marina als een vertrek. Via mijn personages wilde ik een reactie tonen op de woestijn waarin we hier leven, een reactie van woede en volharding, van wil en vastberadenheid. Voor de mensen van mijn generatie zijn er in Italië geen “normale” wegen of “normale” beroepen. We zijn opgegroeid met het geloof dat de toekomst binnen handbereik zou liggen, maar we hebben het deksel op de neus gekregen. We antwoordden met een grote spontaneïteit en vindingrijkheid op de vraag: "Wat wil je worden?". Leraar, advocaat, brandweerman, ingenieur ... Niemand van ons is in staat om dat waar te maken. We hebben allemaal alternatieve, vaak krankzinnige wegen moeten nemen. Sommigen hebben Italië verlaten, anderen zijn gebleven en moesten zichzelf opnieuw uitvinden.’ 

Maagdelijke gebieden 

Andrea’s oudere broer Ermanno hoort thuis in de eerste categorie. Hij verhuisde naar de Verenigde Staten, werkt bij NASA, heeft een gezin en woont in Arizona, een bestemming waar Andrea als kind van droomde. In zijn ogen symboliseert Ermanno het succes. Pas als hij Ermanno gaat opzoeken en inziet dat zijn leven een heel stuk minder fabelachtig is dan hij altijd heeft gedacht, beseft hij dat hij zich illusies heeft gemaakt. 
‘Het paradijs ligt waar je besluit dat het ligt’, zegt Avallone. ‘Voor de jonge Italianen is Italië verlaten vandaag een voor de hand liggende keuze. Ik wilde met mijn personage Andrea in opstand komen tegen de dictaten dat de toekomst altijd elders moet zijn. Italië verlaten is cruciaal om te ontdekken hoe groot de wereld is, maar volgens mij is het net zo belangrijk om te kunnen terugkeren. De verpletterende schoonheid van mijn land is verwoest. Dat maakt me ziedend. Het is die woede die me drijft te schrijven. Onze provincies zijn ontvolkt, verlaten en toch vol schoonheid. Je kan ze zien als plaatsen om uit weg te vluchten óf plekken om te herstellen, in de steek gelaten, maagdelijke gebieden.’ 
De Cervo-vallei – een regio die geen toeristen trekt en niet in het nieuws komt – is in haar ogen hét voorbeeld bij uitstek. Het is het Italië van de stilte, zegt Avallone, en in deze stilte ligt een kans. 
‘Ik vertel over een beweging die verborgen blijft: de terugkeer van jongeren naar het platteland omdat ze zich verraden voelen door de grote stad, verraden door een tijdperk. Hun pioniersmentaliteit en moed hebben indruk op me gemaakt. De handen in de aarde steken en vuilmaken zoals Andrea betekent hard werken. Het vraagt toewijding en verantwoordelijkheid, waar het de mensen die niet aan onze toekomst hebben gedacht duidelijk aan ontbrak.’ 
Terwijl Andrea naar het platteland terugkeert om als een pionier een stukje van het verlaten, vervuilde, geplunderde en verarmde Italië terug te winnen, probeert Marina de media, de televisie en het internet te veroveren. 
‘Het pad van de zichtbaarheid bewandelen is een beroep geworden’, zegt Avallone. ‘In de totale desillusie die heerst, kan je vandaag op jouw beurt een illusie worden.’ Voor het personage van Marina liet ze zich naar eigen zeggen inspireren door de verhalen en de weg naar de roem van veel Amerikaanse zangers. ‘Marina blijft natuurlijk op en top Italiaans. Omdat haar familie tekortschoot is ze opgevoed door de Italiaanse televisie, die reusachtige machine van dromen en illusies. Maar haar ware aard ligt volgens mij in haar opstandigheid. Ik wilde een vrouwelijk personage dat tiranniek, moedig en kwetsbaar is, een wezen dat de tegenstellingen van mijn tijd en mijn land in zich vervat houdt. Ik wilde, kortom, mijn kleine, provinciale, gedurfde Madame Bovary! Ze groeide op in het tijdperk van de talentenjacht en van de droom dat de televisie je kan wegrukken uit je dorp en je “echt” kan laten bestaan: dat wil zeggen, voor duizenden kijkers. Ik wilde een heldin scheppen die vermomd is als het oude Italië, het Italië van het klatergoud en de illusies, maar die het nieuwe Italië in zich draagt – het talentvolle Italië dat de moed heeft om tegen alles in te gaan.’ 
Marina en Andrea kunnen niet los van elkaar, hoe verschillend ze ook zijn. De beeldschone, grillige blondine kwetst de goedige Andrea keer op keer, maar toch laat hij zich telkens weer verleiden. Dat Marina zijn afgrond zou zijn, spreekt Avallone tegen. 
‘Marina is zijn kans om zich te meten met een schitterend, fel en vrij wezen. Haar ware schoonheid komt niet tot uiting in het harde licht van de schijnwerpers, maar in de mysterieuze duisternis van de streek waar ze werd geboren. Ontoegankelijke, vijandige, dichtbeboste plekken, bewoond door herten. Het is op deze schoonheid dat Andrea verliefd wordt.’ 

Eerbetoon 

Na Staal werd Avallone als een geëngageerde auteur omschreven. Marina Bellezza, die ook een sociale roman is (én het verhaal van een onmogelijke, alles verterende liefde én een coming-of-ageroman), zal dat etiket bevestigen. Wat vindt ze daar zelf van? Wil ze met haar romans een bewustwording afdwingen? 
‘Als ik schrijf, ben ik overgeleverd aan mijn personages. Het is mijn taak hen tot leven te scheppen en te achtervolgen in hun vrijheid en mysterie. Wat me tot schrijven drijft, zijn woede en de wil om iets aan het licht te brengen dat verborgen blijft, de wil om tegen de stroom in te gaan. De werkelijkheid interesseert me, maar niet om er een naam op te plakken. Ik wil vragen oproepen, de kleine verhalen vertellen die in de lokale pers verloren gaan en iets redden dat volgens mij een eerste kiem van een nieuwe beweging bevat.’ 
Zelf weer naar de Cervo-vallei verhuizen ziet de schrijfster op dit moment niet zitten. ‘Ik zou Bologna alleen kunnen inruilen voor een stad waar ik nog niet heb gewoond. Maar niemand kan me afnemen wat ik voel als ik de tolweg bij Carisio verlaat en de hoofdweg oprijd, die bijna te pletter slaat tegen de bergen waartussen ik ben opgegroeid. De vallei heeft mijn perspectief bepaald: het was een van de eerste dingen die ik zag. Staal en Marina Bellezza zijn een eerbetoon aan de plekken die me hebben gevormd. Overal waar ik ga, neem ik Biella en Piombino met me mee.’ 

Silvia Avallone, Marina Bellezza, De Bezige Bij, 512 p., 19,90 euro. Vertaling: Manon Smits. 
Dit interview verscheen op 22 oktober in De Morgen Boeken. 


44,2 % jeugdwerkloosheid in Italië
Ouderen voor ouderen 
De Italiaanse jongeren zijn het slachtoffer van de “gerontocrazia" van voormalig premier Berlusconi. Zijn bestuur van ouderen organiseerde de politiek en economie rond de zorg voor generatiegenoten en besteedde minder aandacht aan huisvesting, werkloosheid en kinderopvang, cruciale zaken voor wie aan het begin van zijn loopbaan staat. Het Italië van Berlusconi heeft de volgende generaties aldus “verraden”. Tussen augustus 2010 en augustus 2014 steeg het aantal werklozen bij de 15- tot 24-jarigen in Italië van 27,20% naar 44,20% – een recordhoogte sinds het begin van de statistieken in 1977. Dat maakt Italië na Spanje en Griekenland tot het EU-land met de hoogste jeugdwerkloosheid. Veel Italiaanse hooggeschoolden zoeken dan ook heil in een carrière in het buitenland. Duitsland, Groot-Brittannië en Zwitserland zijn populaire bestemmingen, maar er grijpt ook een emigratie plaats naar de Verenigde Staten en Zuid-Amerika.

woensdag 15 oktober 2014

Eén schilderij, één vrouw, drie mannen

In de nieuwe roman van Bernhard Schlink gaat een gearriveerde advocaat op zoek naar de vrouw die veertig jaar daarvoor zijn eerste grote liefde werd en plots uit zijn leven verdween. Wat als zij wél voor hem had gekozen? 

De Duitse jurist Bernhard Schlink (°1944) brak in 1995 internationaal door met De voorlezer, over een puber die verliefd wordt op een twintig jaar oudere vrouw en later ontdekt dat zij bewaakster was in de concentratiekampen. Het boek klom de bestsellerlijst van The New York Times in, won prijzen en kreeg een verfilming (The Reader) met Kate Winslet in de hoofdrol. 
Geprezen titels volgden, zoals De thuiskomst (2006) en Het eerste weekend (2008) waarin de beladen geschiedenis van Duitsland ook weer een rol speelde. In De vrouw op de trap focust Schlink op het intieme verleden van zijn protagonist. 

Femme fatale 

De verteller, een senior advocaat in een succesrijk Duits kantoor, is in Sydney om een bedrijfsfusie te regelen. Tijdens een museumbezoek stoot hij op De vrouw op de trap, een verloren gewaand schilderij van de wereldvermaarde (fictieve) kunstenaar Karl Schwind. 
Het doek en de naakte blondine die erop figureert, Irene, waren veertig jaar geleden de spil van een intrige waarin de verteller ook verwikkeld was. Haar man, de gehaaide ondernemer Peter Gundlach, had het portret op de trap door de toen nog onbekende Schwind laten maken. Toen zij hem verliet voor Schwind, bracht hij als wraak beschadigingen op het doek aan die Schwind moest herstellen. 
De mannen sloten ten slotte een pact en lieten de verteller – toen een piepjonge advocaat – een contract opstellen: Gundlach zou Irene terugkrijgen en Schwind kreeg zijn doek. Femme fatale Irene had de advocaat inmiddels evenwel veroverd. Hij hielp haar het schilderij te stelen, waarna zij met het doek van het toneel verdween. Drie mannen bleven radeloos achter. 

Een mooie vrouw met een duister kantje, een verteller die zich aan haar overgeeft zonder dat hij iets over haar weet, een verleden dat opspeelt: het begin van een De vrouw op de trap doet denken aan het werk van de nieuwe Nobelprijswinnaar Literatuur Patrick Modiano. Terwijl Irene bij Patrick Modiano wellicht een verleidelijke schim zou blijven, is dat hier niet het geval. Ze blijkt nog te leven en onze verteller vindt haar terug in een beschermd natuurgebied ten noorden van Sydney, waar ze zich schuilhoudt voor de autoriteiten. Als ook Schwind en Gundlach zich daar aanmelden, wordt duidelijk dat Irene het weerzien zorgvuldig heeft georkestreerd, met reden. Ze houdt 'haar' drie mannen een spiegel voor. 

Mijmeringen 

De vrouw op de trap is een interessante roman die vragen oproept en aantoont hoe ieder van ons door een welbepaalde perceptie wordt gestuurd. Soms zijn de personages al te stereotiep en de verteller maakt een aantal ongeoorloofde zijsprongen, maar er we krijgen ook veel fraais te lezen: mooie mijmeringen over hoe onze blik verandert bij het ouder worden en over hoe onze kleine nederlagen ons kwellen als 'splinters in ons vlees'. Naar het einde toe verrast Schlink ons met een ingenieus verhaal in het verhaal. 
Wie na afloop nieuwsgierig is naar het mysterieuze doek waar de roman rond draait, hoeft maar even te googelen. Karl Schwind is een verzinsel, lezen we in het nawoord, maar het schilderij bestaat en staat als jaren als ansicht op Schlinks bureau.


De vrouw op de trap, Bernhard Schlink. Vertaling: Gerda Meijerink. Cossee, 222 p.
Deze recensie verscheen op 15 oktober in De Morgen.

donderdag 9 oktober 2014

Kom hier dat ik uw tranen droog

Jarenlang jezelf wegcijferen, hoe kom je dat te boven? In Kom hier dat ik u kus schetst Griet Op de Beeck een caleidoscopisch portret van een vrouw die in een disfunctioneel gezin opgroeit en de last van dat verleden meetorst. 

Weinig Vlaamse auteurs lokken met hun schrijven zoveel reacties uit als Griet Op de Beeck. Vele hemels boven de zevende (2013) trof het grote publiek als een vloedgolf. Duizenden lezers waren kapot van het verhaal, stelden hun leven in vraag en namen beslissingen die ze anders niet hadden aangedurfd. De roman is inmiddels aan een twintigste druk toe. Sindsdien heeft Op de Beeck niet stilgezeten. Met regisseur Jan Matthys werkt ze aan een verfilming (gepland voor 2016), met Wannes Cappelle bereidt ze een muziekvoorstelling voor en intussen heeft ze ook een tweede roman geschreven, die na één dag in de boekhandel al aan een tweede druk toe was én tot boek van de maand werd uitgeroepen in de Nederlandse talkshow De wereld draait door.

Onzalige kindertijd

In Kom hier dat ik u kus geeft de Vlaamse Mona ons gedurende drie verschillende periodes een inkijkje in haar leven. 
“Ik ben geen braaf kind”, zegt Mona in het beginhoofdstuk. Ze is negen en neemt voor lief wat haar kille moeder haar in het hoofd prent. Als deze kort daarna bij een auto-ongeluk sterft, is Mona vooral bekommerd om haar eigen (gebrek aan) reactie: “Ik begon niet te huilen, wat ik een beetje vervelend vond. Ik probeerde tranen naar mijn ogen te sturen, maar ze wilden niet luisteren. Ik keek dan maar naar beneden, zo'n beetje naar mijn navel, kin bijna tegen de borstkas, zoals verdrietige mensen doen.”
Als kindverteller heeft Mona ons mee, de volwassen Mona komt minder waarachtig over
Na enkele maanden krijgt Mona’s vader een nieuwe vriendin, Marie, die Mona en haar broertje onmiddellijk mama moeten noemen. Marie is labiel en lijdt aan depressies. Mona’s vader, die sowieso al zwijgzaam is van natuur, trekt zich nog meer in zichzelf terug. Mona probeert de kerk in het midden te houden en bij iedereen goed te staan. Dat die onzalige kindertijd gemene littekens heeft geslagen, ontdekken we in de volgende delen waar ze respectievelijk vierentwintig en vijfendertig is. De enige die de last van het verleden kan verlichten is haar vader, die met terminale kanker in de kliniek ligt. 

Aan de hand van korte taferelen – Mona die haar stiefmoeder ’s nachts betrapt op een boulimie-aanval, Mona tijdens een sollicitatiegesprek, Mona in discussie met haar egocentrische geliefde – schetst Op de Beeck een caleidoscopisch beeld van Mona’s jeugd en jonge volwassenenleven. Als kindverteller heeft Mona ons mee. Wat in het gezin scheef loopt blijft onbenoemd, maar is des te beter voelbaar. We krijgen een ruime interpretatievrijheid. De volwassen Mona komt minder waarachtig over. Hier klinkt de stem van de auteur sterk door. Te pas en te onpas neemt Mona toevlucht tot beeldspraak. Als haar vader is gestorven, denkt ze bijvoorbeeld: “In mijn hoofd is de nacht zwart, de mist dik, de grond vochtig”. Op de Beeck appelleert aan onze emoties, maar dat heeft een tegengesteld effect: onze aandacht gaat naar de taal, niet naar Mona’s gemoedstoestand. 

Toegankelijk

De sleutel van Op de Beecks succes ligt wellicht in de toegankelijkheid van haar proza. Net als in Vele hemels is het Vlaams hier de voertaal en zijn de dialogen doorspekt met “ge wilt”, “gij zoudt” en “ge waart”. Haar personages zouden net zo goed bij jou of mij om de hoek kunnen wonen. Ze schrijft over gewone mensen die dan weer bijzonder worden omdat ze hun gedachten en gevoelens in vraag stellen en zich durven bloot te geven. Zelfs de hatelijke Marie weet uiteindelijk sympathie – of toch medelijden – op te wekken. Melodrama of literatuur die recht uit het hart komt? De scheidslijn is flinterdun.


Kom hier dat ik u kus, Griet Op de Beeck. Prometheus, 336 p.
Deze recensie verscheen op 8 oktober in De Morgen.