Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 30 maart 2015

Passa Porta

Met Valeria Luiselli

Niemand thuis. Binnengedrongen met hulp van de winkelier op het gelijkvloers.
Waar is Valeria Luiselli?
Dan toch. Rookpauze en fotoshoot op het balkon.

Laatste voorbereidingen op zondagmorgen.

Interview in Passa Porta salon.

Nadien: wandeling in de regen naar Bar Goupil Le Fol.

Interview met Jeroen Theunissen in Bozar.

Signeren met dochter.

32/36 uur wakker geweest in Belgie.

donderdag 26 maart 2015

Bestaan we wel echt?

Spitse gedachten en observaties, taal die beklijft. De lof is terecht: Niña Weijers schreef een ambitieus, prikkelend en matuur debuut.

De consequenties is zo’n zeldzame roman die vanaf de eerste bladzijde een aparte leeservaring belooft. Dat dit boek uit de pen komt gevloeid van een twintiger, als debuut, maakt het des te markant. Om de haverklap word je verrast door een prikkelende gedachte, een spitse observatie of een zin die zo fraai is geformuleerd dat hij nog bladzijdelang in je hoofd blijft naronken.
In de passage waar Niña Weijers (º1987) haar hoofdpersonage introduceert, de 28-jarige Minnie Panis, tref je meteen een knap staaltje van haar talent. “Als volwassene was ze nog altijd op een bijna kinderlijke manier tenger”, schrijft Weijers, “wat haar voor een bepaald type man oneindig aantrekkelijk maakte. Dat, en haar asymmetrische gezicht waarin alles net uit het lood stond. Mensen, mannen, zagen daar graag iets wilds en ontembaars in. Misschien was het niet onwaar. Misschien ging je leven naar het gezicht dat je had gekregen.”
Dit doet Weijers nu voortdurend: terloops een gedachte droppen waar je uren op kun knabbelen, wat de lectuur van De consequenties zo stimulerend maakt. 

Zelfportret in negatief

Ondanks haar jonge leeftijd is Minnie Panis in de kunstwereld incontournable. Op haar tweeëntwintigste heeft ze zich laten opmerken met haar afstudeerwerk ‘Bestaat Minnie Panis echt?’, een fotomontage van beelden van haar eigen afval. Sindsdien zijn haar leven en werk nauw versmolten geraakt. Het project dat haar doorbraak bewerkstelligde, begon als een poging om liefdesverdriet te verwerken. In de steek gelaten door de eerste man van wie ze dacht te houden, besloot Minnie haar inboedel te verkopen en foto’s te maken van haar langzaam leger wordende huis. Dat mondde uit in het werk ‘Nothing Personal’, door een criticus extatisch omschreven als ‘een zelfportret in negatief’. 
Het succes verwondert Minnie. “Haar eigen voltooide werk had in haar ogen altijd iets belachelijks”, lezen we. De pers noemt haar ‘kunstenaar tegen wil en dank’, wat haar imago nog meer glans geeft. 
Als aanhef van de roman gebruikt Weijers een citaat van de Servische performancekunstenares Marina Abramović : I really like that moment when the performance becomes life itself. Dat is precies wat Minnie overkomt. Haar vader verdween voor ze geboren werd en haar moeder heeft niets over hem verteld. Die schimmige vader op wie zij, naar ze vermoedt, sterk lijkt, tormenteert haar, maar is ook een bron van creativiteit. De zoektocht naar identiteit – de spil van haar oeuvre – drijft ze door in een nieuw project. 

Ironische blik

Met een ex die fotograaf is, stelt Minnie een contract op. Gedurende drie weken moet hij haar volgen en fotograferen, maar zij mag niet weten wanneer hij daarmee begint en interactie is verboden. Minnie merkt dat de mogelijkheid dat ze bekeken wordt haar gedrag beïnvloedt. Ze zoekt het gevaar op, in die mate dat ze haar leven in de waagschaal stelt.
Dit doet Weijers nu voortdurend: terloops een gedachte droppen waar je uren op kun knabbelen
Met een frisse, ironische blik schrijft Weijers over de kunstwereld, de (al dan niet legitieme) liefde, het moederschap en kind-ouderrelaties. Toen De consequenties in mei 2014 verscheen, zette de schrijfster zich meteen op de literaire kaart. De roman werd genomineerd voor de Bronzen Uil, won de Anton Wachterprijs 2014 en prijkt op de shortlist van de Libris Literatuurprijs en de Gouden Boekenuil. 
Het is niet zo dat er niets op Weijers’ eersteling aan te merken valt. Sommige zijlijnen krijgen te veel aandacht en de wending die het verhaal neemt als we in het verleden van Minnie duiken is wel erg zweverig, maar in dit debuut liggen grote consequenties besloten, dat zal nog blijken.

De consequenties, Nina Weijers. Atlas/Contact, 288 p. 
Deze recensie verscheen op 25 maart in De Morgen.

zondag 22 maart 2015

Vermakelijke of irritante navelstaarderij?

De debuutroman van de Amerikaanse all-round kunstenares Miranda July was al voor hij in de rekken lag een hype. Maar is De eerste foute man de hype waard?

Miranda July (°1974) is niet de eerste de beste debutante. Maandenlang hebben lezers wereldwijd reikhalzend de verschijning van haar romandebuut afgewacht. De Amerikaanse, die uit een schrijversmidden afkomstig is, begon haar loopbaan als performancekunstenaar, maar heeft inmiddels bewezen dat ze in vele kunsten thuis is. In 2005 raakte ze internationaal bekend met de film Me and You and Everyone We Know, waarvoor ze de Caméra d’Or won in Cannes. Twee jaar later zette ze de literaire wereld in vuur en vlam met de verhalenbundel Niemand hoort hier meer dan jij, die aangeprezen werd door George Saunders en Dave Eggers en waarvan meer dan tweehonderdduizend exemplaren over de toonbank gingen.

Onhandige eenlingen

July’s korte verhalen worden bevolkt door onhandige eenlingen die bizarre fantasieën koesteren en weinig van het leven terechtbrengen. Ze verzeilen om de haverklap in absurde en ontzettend genante situaties, waardoor je bij het lezen ten prooi valt aan plaatsvervangende schaamte. Wie aan De eerste foute man begint, krijgt ook met dat gevoel te kampen. De verteller, Cheryl Glickman, is een 43-jarige alleenstaande vrouw die door het leven gaat met een constante krop in de keel, een aandoening die ‘globus hystericus’ heet en met psychotherapie moet behandeld worden. Ze werkt van thuis uit en heeft haar eenzaamheid dwangmatig georganiseerd. “Net als rijkelui heb ik een inwonende bediende die alles netjes bijhoudt – en omdat ik zelf die bediende ben, wordt mijn privacy niet geschonden.”
Cheryl gebruikt geen servies maar eet uit de pan, stopt haar vuile kleren rechtstreeks in de wasmachine en als ze een voorwerp van plaats moet verleggen, ‘carpoolt’ ze alle andere voorwerpen die dezelfde richting op moeten mee. De enige twee zielen die haar nauw aan het hart liggen, zijn Kubelko Bondy, een imaginaire baby die zich nu en dan in een willekeurig kind manifesteert, en Phillip, die tweeëntwintig jaar ouder is dan zij, in het bestuur zetelt van de vereniging waar ze voor werkt en met wie ze in haar dromen al jaren is getrouwd.

Karikaturen

In deze debuutroman bevestigt July haar status als ‘the queen of awkwardness’. Ongemakkelijke scènes en absurditeiten rijgen zich aan elkaar, wat best vermakelijk is. Cheryl beslist ‘het kacheltje op te stoken’ en haar gevoelens tegenover Phillip te uiten. In diezelfde periode komt de 19-jarige dochter van haar bazen inwonen, een blonde stoot die het huis op zijn kop zet en Cheryl met tegenstrijdige gevoelens opzadelt.
Dat July talent heeft, staat buiten kijf. Ze excelleert in gewiekste observaties en spitse dialogen
Aanvankelijk voel je mee met Cheryl, die natuurlijk tegen de lamp loopt wat Phillip betreft en met een onbeschofte logee met schimmelvoeten wordt opgescheept. Helaas blijft het personage niet boeien. Ze mag dan wel een bewogen innerlijk leven hebben en zich laven aan excentrieke seksuele fantasieën, maar in de omgang is ze een voetveeg. Ze laat de anderen over zich lopen en krijgt iets pathetisch.
Dat July talent heeft, staat buiten kijf. Ze excelleert in gewiekste observaties en spitse dialogen en verrast haar lezers geregeld met een onverwachte, hilarische wending. Het volstaat evenwel niet om hier een sterke roman van te maken. De eerste foute man leest te veel als een aaneenschakeling van absurditeiten, de hoofdlijn is voorspelbaar en het slot zwelgt in sentiment. De personages doen zo erg aan navelstaarderij dat ze karikaturen worden en hun geloofwaardigheid verliezen. In een kort verhaal had de schrijfster Cheryl en haar kompanen vast een betere rol kunnen geven.


De eerste foute man, Miranda July. Vertaling: Gerda Baardman en Lydia Meeder. De Bezige Bij, 288 p.
Deze recensie verscheen op 18 maart in De Morgen.

woensdag 11 maart 2015

Drank, lust en dood

De laatste roman van Stig Dagerman is voor het eerst in het Nederlands vertaald. Bruiloftslied leest als het magnifiek testament van een schrijver die met een verhoogde alertheid leefde en onze kleinmenselijkheid als geen ander doorgrondde. 

De Zweed Stig Dagerman (1923-1954) wordt vaak in één adem vernoemd met William Faulkner, Franz Kafka en Albert Camus. In zijn laatste roman Bruiloftslied (1949) treedt zijn zeldzaam talent en zijn fragiliteit als mens naar voren. 
Het verhaal speelt zich af in een geïsoleerde agrarische gemeenschap in Zweden, op de dag van de bruiloft van de boerendochter Hildur. Jaloezie, nijd en verdriet hebben in het dorpje wortel geschoten, en het feest dat op til staat doet de emoties van de bewoners hoog oplaaien. Hoewel Hildurs aanstaande een van de rijkste dorpelingen is, is het meisje niet bijster gelukkig met haar huwelijk. Haar bruidegom is de veel oudere slager Westlund, een onbehouwen vent die zijn handen niet van de vrouwen kan afhouden. Hildur vreest hem en is verliefd op een ander. 
Tijdens het etmaal dat Dagerman beschrijft vloeit de drank, worden lusten botgevierd en loert de dood meermaals om de hoek. Dankzij het meervoudig perspectief dat hij handhaaft krijgen we een panoramisch beeld van de feestgangers en van wat tussen hen broeit. 
Met humor en mededogen legt Dagerman hun zwakten bloot: Ville die in de naburige boerderij woont en zich met dynamiet de dood in wil jagen, wat mislukt omdat hij op de laatste knip ontroerd wordt door de schoonheid van een spinnenweb; de stadse Mary die zich verveelt in haar huwelijk en kickt op alles wat haar leefwereld vreemd is; de landloper Ivar die ooit iemand heeft overreden en sindsdien wordt geteisterd door doodsgedachten, die hij bezweert door zijn zelfhaat “in iemand anders te slingeren”; de lompe Westlund, die al vroeg op de dag met zijn zakenrivaal aan het boemelen gaat. 

Blije koe 

Stilistisch is deze roman een tour de force. De snelle perspectiefwisselingen, de veelvuldige en bijzondere beeldspraak en de hier en daar ouderwetse zinswendingen vragen aanvankelijk een inspanning, maar eens de vertelwijze je vertrouwd is, kun je enkel buigen voor Dagermans virtuositeit. Hij schrijft poëtisch, in een haast dronken makend ritme, en gebruikt een beeldspraak die rechtstreeks naar de ziel gaat. 
Als de vertelwijze je eenmaal vertrouwd is, kun je enkel buigen voor de virtuositeit van Dagerman
Zijn wankele geestesgesteldheid schemert op veel plekken door de roman heen, bijvoorbeeld in de raad die Hildur haar vader verschaft als deze treurt om zijn lievelingskoe, die geen melk meer gaf en buiten zijn weten om is geslacht. Ze bezweert hem dat de koe blij naar de slachtbank ging: “‘Papa,’ zegt ze met de moed der vertwijfeling, ‘ik denk dat het zo zit. Dat je neemt wat je hebt. Je moet nemen wat je hebt en je moet er blij mee zin. Heb je geen leven, dan moet je de dood nemen.’” 
Dat deed Dagerman ten slotte zelf. De schrijver kampte met schizofrenie en depressies en vergaste zich in het najaar van 1954 in zijn garage. 

Bruiloftslied, Stig Dagerman. Vertaling: David Grävling. Koppernik, 245 p.
Deze recensie verscheen op 25 februari in De Morgen.

maandag 9 maart 2015

Huismoeder op de rand van een zenuwinzinking

Thuis zijn om voor de kinderen te zorgen: een luxe of een hel? Ann-Marie MacDonald put uit eigen ervaring en schrijft over de donkere kantjes van een huismoeder die alles heeft om gelukkig te zijn.

Beeld je een winterse schoolvakantie in. Al twee weken ben je met drie zonen van jonger dan zes aan huis gekluisterd. Ondanks de eeuwige regen ben je de dag moedig begonnen: je hebt UNO gespeeld, voorgelezen, een dvd opgelegd, en ondertussen twee wasmachines gedraaid, gedweild en om het halfuur een eind gemaakt aan pesterijen. Het voelt alsof je een etmaal op bent, maar de klok wijst drie uur aan. Een nieuwe ruzie barst los. Omdat je niet wil roepen, loop je naar buiten. Een huilconcert overstemt het geroffel van de regen. Terug in de hal word je overstelpt door liefdebetuigingen. De dag zal nu kalm verlopen, spreek je jezelf in. De illusie duurt drie minuten. Een treiterig stemmetje, gehuil… het herbegint. Je tast rond je, vindt een regenlaars, en slingert die weg. Tot je ontzetting raakt de zool een kindergezicht. Een paarse plek tekent zich af onder het oog.
Dichter bij een gezinsdrama ben ik niet gekomen en nu zijn mijn zonen acht, tien en twaalf en een pak vredelievender dan vroeger, maar het incident met de regenlaars – dat me nog steeds met schaamte vervult – heeft me geleerd dat elke ouder de controle kan verliezen en dat daar weinig voor nodig is.

Op instorten

Zorgen voor kleine kinderen is een bron van geluk, maar het kan ook gekmakend zijn. Die ambivalentie staat centraal in de nieuwe titel van Ann-Marie MacDonald, In haar lichaam besloten. Elf jaar hebben we op deze derde roman moeten wachten.
Ann-Marie MacDonald (°1958) debuteerde in 1996 met Laten we aanbidden en publiceerde in 2003 De kraaien zullen het zeggen, allebei bestsellers. De fans reageerden ontsteld toen de auteur daarna liet weten dat ze stopte met schrijven om voor haar kinderen te zorgen.
Hoe MacDonald de huismoederrol beleefde, lezen we in haar nieuwe roman. De achtenveertigjarige Mary Rose MacKinnon, de protagoniste, is een alter ego van de schrijfster. Ze heeft dezelfde Libanees-Canadese afkomst, heeft ook een vader die in het leger werkt, is ook lesbisch en getrouwd met een vrouw die carrière maakt als theaterregisseur en heeft twee razend populaire romans op haar conto.
Zodra Mary Rose haar huis in Toronto uitgaat, wordt ze aangeklampt door fans die smachtend uitkijken naar het slotdeel van haar trilogie. Ze wimpelt hun vragen vriendelijk af. Voorlopig eist de zorg voor haar zoontje van vijf en dochtertje van twee haar aandacht op. Matthew en Maggie krijgen biologische maaltijden, gaan naar de peuterzwemles en worden behoed voor elk mogelijk gevaar. Mary Rose is de ideale moeder – naar de buitenwereld toe, althans.
“Er is niets mis met haar leven”, schrijft MacDonald. “Ze heeft een liefdevolle partner en twee gezonde, mooie kinderen. Ze heeft geld op de bank voor hun studie, ze heeft foto’s in albums geplakt. Ze kan pannenkoeken bakken zonder recept (…). Het is een hellend vlak: je begint met zelf ricotta maken en voor je het weet zit je achter de tralies.”
Mary Rose staat mentaal op instorten. Het besloten leven met de kinderen is een kweekvijver voor haar angsten. De dag doorkomen zonder dat Maggie of Matthew iets overkomt – of dat zij hen iets aandoet – is haar enige doel.

Emotionele roetsjbaan

In de week die we met Mary Rose meeleven, is haar partner Hilary op werkreis. Haar vader mailt dat zij en Hilary “zulke goede rolmodellen zijn voor jongeren die misschien te kampen hebben met vooroordelen”. De roman is op te vatten als een zoektocht naar een passend antwoord op dit bericht. Alleen met hond Daisy en de kinderen reflecteert Mary Rose over haar rol als moeder en over haar eigen kindertijd.
MacDonald laat scènes uit het heden en flashbacks elkaar in een jachtig tempo opvolgen. We lezen over Mary Rose’ ouders, de vele verhuizingen en de komst van de kinderen.
“Tijd die werd afgemeten aan dode baby’s, gebroken botten en overplaatsingen”, klinkt het in Mary Rose’ hoofd. Haar moeder kreeg zeven kinderen, waarvan maar drie overleefden. Ze leed aan depressies en woedeaanvallen, die de kleine Mary-Rose beangstigden en tekenden. Klagen durfde ze niet, ook niet toen ze last kreeg van haar arm. Later bleek dat ze een zeldzame botziekte had.
De nare herinneringen blijven komen, maar wat is echt en wat is ingebeeld? Wanneer Mary Rose’ ouders een bezoek aankondigen, neemt ze zich voor de waarheid te achterhalen. Haar moeder is intussen 81 en schijnbaar dementerend, maar misschien kan ze alsnog helderheid brengen? 
De Canadese trekt ons het hoofd van haar door angsten geteisterde protagonist in en neemt ons mee op een emotionele roetsjbaan, langs de hoogten en laagten van het ouderschap. In haar lichaam besloten is een beklijvende roman, waarin iedereen die ooit kleine kinderen in huis had herkenningspunten zal vinden.

In haar lichaam besloten, Ann Marie MacDonald. Vertaling: Inger Limburg en Lucie van Rooijen. Nijgh & Van Ditmar, 376 p.
Deze recensie verscheen op 4 maart in De Morgen.

donderdag 5 maart 2015

Met ingehouden adem

Op 16 februari verkozen de Nederlandse boekhandelaren Birk van Jaap Robben tot hun favoriete titel van 2014. Robben neemt ons mee naar een van de wereld afgesneden eiland en zuigt ons een verstikkende moeder-zoon relatie in.

De gloednieuwe Boekhandelsprijs is de eerste bekroning die Jaap Robben (°1984) met zijn romandebuut Birk in de wacht sleept. Het succes komt niet als een donderslag bij heldere hemel. Toen Birk vorige zomer verscheen, regende het lovende recensies. In de literaire wereld had Robben eerder al strepen verdiend. Naast een dichtbundel had hij met tekenaar Benjamin Leroy een paar jeugdboeken geschreven die de shortlist van de Gouden Uil hadden gehaald.
Birk speelt zich af op een mini-eiland in de woeste wateren tussen Noorwegen en Schotland en begint met een mysterieuze verdwijning. De jonge verteller, Mikael, is met zijn vader Birk naar het strand geweest, maar wat is daar gebeurd? De jongen ontwijkt de vragen van zijn moeder en verdringt de beelden die hem overspoelen. De kustwacht wordt ingeschakeld, maar de vader blijkt spoorloos. 
Moeder en zoon zijn ontredderd. Robben laat zien hoe de jongen de puberteit ingaat en hoe de ouder-kindrelatie ontspoort.

Ziekelijk jaloers

Moeder en zoon leven in een huis clos. Vrienden heeft Mikael niet, kinderen kent hij niet. De enige andere eilandbewoner is Karl, een vrijgezelle visser die nu en dan aanklopt om zijn haar door Mikaels mooie moeder te laten knippen. De verdwijning raakt zijn koude kleren niet. Integendeel, het opent mogelijkheden.
Mikael wordt een tiener en raakt volledig geïsoleerd. Met het afstandsonderwijs dat zijn vader hem liet volgen is hij zonder dat zijn moeder het weet gestopt. Soms helpt hij Karl de visvangst sorteren, maar meestal is hij aan zijn lot overgelaten. Toeristenboten blijven bij het eiland uit de buurt. “Als je nog verder vaart, val je van de wereld af”, zegt de zoon van de boodschappenman die om de twee weken bevoorrading brengt. Behalve meeuwen, krabben, vissen en insecten zien de eilandbewoners geen ziel.
Naarmate het verhaal vordert, wordt de sfeer beklemmender. Robbens personages zijn geen praters, en veel actie en dialoog komen niet aan het verhaal te pas, maar wat gebeurt krijgt een bijzondere lading. Met ingehouden adem lees je verder.
Robben laat de verstilde eilandsfeer in de huiskamer oprijzen en zet de benauwenis van zijn personage op je over
Mikael wordt heen en weer geslingerd tussen tegenstrijdige gevoelens, die verhevigd worden door zijn ontluikende seksualiteit en de verwachtingen die zijn moeder van hem schijnt te hebben. Hij houdt van haar en wil haar niet kwetsen, maar tegelijkertijd maakt ze hem bang. Ze reageert onvoorspelbaar en legt een ziekelijke jaloezie aan de dag. Als Mikael onhandig een gesprek aanknoopt met de zoon van de boodschappenman, is ze achteraf razend. Zelfs een meeuwenjong temmen kan niet door de beugel. ‘Je hebt mij om van te houden’, zegt ze.
Robben laat de verstilde eilandsfeer in de huiskamer oprijzen en zet de benauwenis van zijn personage op je over. Zijn dichterlijk talent klinkt door in de geraffineerde beeldspraak, die hij vaak ontleent aan de zee. Voor enkele uren tilt hij je uit je leven en voert je mee, zonder dat je ontsnappingsmogelijkheid krijgt, net zoals de verraderlijke stromingen rond het eiland kunnen doen als een moedige vader een ongehoorzaam kind probeert te redden.
Een veelbelovend romancier is opgestaan.

Birk, Jaap Robben. De Geus, 256 p., 19,95 €.
Deze recensie verscheen op 25 februari in De Morgen.