Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

dinsdag 31 december 2013

De Top Drie (23) van ...


Bart van Aken (1974) baat de boekhandel Het Paard van Troje uit op de Kouter in Gent. Hij werd in 2013 op de Manuscripta-beurs in Amsterdam verkozen tot de beste boekverkoper van Nederland en Vlaanderen en was de eerste Belg die ooit op de longlist stond.
"De winnaar van de Albert Hogeveen Boekverkoper van het Jaar", oordeelde de jury, "is een boekhandelaar die juist in deze lastige tijd heel gedurfde keuzes heeft gemaakt en juist het tegenovergestelde van het gebaande pad bewandelde. Een dergelijk lef juicht de jury toe, daar het jongeren en collega’s inspireert verder en breder te kijken en het leidt tot nieuwe impulsen en frisse energie in het vak."
Het Paard van Troje bestaat dit jaar tien jaar en viert tot 23 november 2014 zijn jubileumjaar.

Nr 1.
Mijn nummer één, tja je vraagt een top drie aan een boekhandelaar... altijd moeilijk. Sofia draagt altijd zwart van Paolo Cognetti werd zowat de beste Italiaanse roman van 2012 genoemd, vertaald in 2013 en ik heb iets met Italianen, vandaar! Het is zo'n boek dat aan je vel blijft plakken, het kreeg nauwelijks aandacht in de pers. Een boek waar je fictie en realiteit niet kan scheiden, waar je jezelf helemaal in kan verliezen. Een boek over de liefde - en het leven van een jonge vrouw.


Paolo Cognetti. Sofia draagt altijd zwart. Uitgeverij Athenaeum, 236 p.

Nr 2.
Twee uitgevers kwamen tegelijkertijd op het spoor van Het fantoom van Alexander Wolf van de Rus Gajto Gazdanov, een bijna vergeten meesterwerk uit de twintigste eeuw. Moord en intrige op Dickensiaanse wijze.


Gajto Gazdanov. Het fantoom van Alexander Wolf. Cossee/Lebowski, 192 p.

Nr 3.
Vertedering van Jamal Ouariachi is de beste Nederlandstalige roman van 2013: rauw, ellendig, mooi en geweldig vlot geschreven. Jamal roert de letteren!


Jamal Ouariachi. Vertedering. Querido, 256 p.

maandag 30 december 2013

De Top Drie (22) van ...


Dirk Leyman (1965) is literair journalist. Hij schrijft sinds 2000 voor De Morgen over Nederlandse en Franse literatuur en volgt er het boekennieuws op. Leyman is verder ook medewerker van de VRT-cultuurwebsite Cobra.be en het jaarboek Snoecks. Hij levert bijdragen en essays aan diverse bladen en tijdschriften én publiceert ook geregeld over fotografie. Tussen 2006 en 2011 coördineerde hij de door hem in het leven geroepen website De papieren man, die verder leeft op Facebook. Leyman voert de redactie over de Belgica-reeks van uitgeverij Voetnoot en is gastheer van het interviewprogramma ‘Boeken op Woensdag’ van Antwerpen Boekenstad.

Nr 1.
In de Nederlandse literatuur dingen twee boeken mee naar de titel van ‘beste roman van het jaar’. De keuze is aartsmoeilijk omdat ze zo verschillend zijn. Dus krijgen ze in mijn hoogsteigen literaire pikorde allebei hun plaats. De Nederlandse schrijver Ilja Leonard Pfeijffer demonstreerde al vaker dat hij talloze stilistische waters kan doorzwemmen. Maar met zijn roman La Superba overtrof hij zichzelf en zag hij onterecht de AKO Literatuurprijs aan zijn neus voorbij gaan (nog wel door een matige roman van Joke van Leeuwen). Pfeijffers grote Genuaroman leest als één grote travestie, is even tintelend als een glas prosecco én even smakelijk als lokale spaghetti al ragu. Pfeijffer verbeeldt in La Superba op talloze, ingenieuze manieren de fantasie van een mooier, authentieker leven in een ander land – en doorprikt die meteen ook. Er wordt gesold met een geamputeerd been, er vloeit veel drank én er is een gevaarlijke amourette in de Bar met de Spiegels. La Superba is soms schaamteloos romantisch en gevoelig, dan weer schmierend en vilein.

Na Erwin Mortier (Godenslaap) en Stefan Brijs (Post voor Mevrouw Bromley) vond ook Stefan Hertmans de tijd rijp om zich in het wapengekletter van WO I te begeven. In een mum van tijd verzamelde het prachtig geschreven Oorlog en terpentijn het etiket ‘meesterwerk’. En hoe voorzichtig je ook met die term moet omspringen, hier lijkt hij op zijn plaats. Dit is veel méér dan een pakkende, fijn geciseleerde oorlogsroman. Bij het schrijven baseerde Hertmans zich op de memoires van zijn Gentse grootvader, soldaat en zondagsschilder Urbain Martien, zoals hij die in twee keurige schriften aantrof. Decennialang drentelde Hertmans rond zijn onderwerp en zocht hij naar de juiste ingang. Hertmans smeedde de tragische geschiedenis van zijn grootvader – vijf keer ernstig gewond in WO I, grote liefde kwijt aan de Spaanse griep, daarna beland in een kil huwelijk – om tot een roman die evengoed een rootsverhaal is. Hertmans blijft zelf niet afzijdig, om ten slotte subtiel het estafettestokje door te geven aan nieuwe generaties.

Ilja Leonard Pfeijffer. La Superba. De Arbeiderspers, 360 p.
Stefan Hertmans. Oorlog en terpentijn. De Bezige Bij, 304 p.

Nr 2.

Met Op de kaart (Podium/Luster) schreef de Britse auteur Simon Garfield een verrukkelijk boek over de geschiedenis van wereldbollen en landkaarten, vol cartografische hoogstandjes en pittige wetenswaardigheden. De impact van Google Earth, Street View en gps verliest hij niet uit het oog. “Nu staat ieder individu in het hart van zijn eigen wereldkaart”, schrijft Garfield. “Nu zijn we zelf de spil waar de wereld braaf omheen draait”. En hij pleit voor het vermogen om af en toe te verdwalen. Garfield is het soort wetenschapsjournalist waar je in ons taalgebied al vaak met een vergrootglas moet naar zoeken. Hij maakt geen knieval voor het publiek, heeft zijn research grondig verricht, toont een scherp gevoel voor anekdotiek én zorgt voor een occasionele snuif humor. Intussen heeft hij een nieuw boek uit: To the letter, over de geschiedenis van de brievenpost.


Simon Garfield. Op de kaart. Podium/Luster, 495 p.

Nr 3.

In de Franse literatuur duiken talloze nieuwe stemmen op, die in 2013 de bevestiging van hun talent leverden: Thomas Clerc, Yannick Haenel, Tristan Garcia, Loïc Merle en Alice Zeniter, om er slechts een aantal te noemen. Toch raakte ik opnieuw volkomen in de ban van Jean-Philippe Toussaint. Met Nue schreef hij het sluitstuk aan zijn tetralogie omtrent Marie Madeleine Marguerite de Montalte, modestiliste en gezellin van de verteller van het verhaal. Ze is de geliefde die in vier romans opduikt, verdwijnt, terugkeert of weer in de luwte belandt, zwevend over de continenten. Het resulteert in een prachtig vierluik over ‘une séparation’ die er in feite geen is. Want telkens weer komen de (ex-)geliefden weer in elkaars vaarwater. Een subliem portret van een ongrijpbare vrouw, gevat in een minutieuze stijl vol ironische terzijdes. Ook Patrick Modiano leverde valeur sûre met het in 2013 vertaalde Het gras van de nacht. De roman is weer zo'n bijzondere reis zonder eindstation, die ons meevoert naar transitzones en terrains vagues, naar de benauwenis van het Montparnasse van de jaren zestig. Uit die schemergebieden laat Modiano vreemd genoeg een fragiele troost opwasemen, mede door het subtiele fluïdum van zijn stijl. Twee andere Franse romans verdienen evenzeer een hoge notering: de herontdekking van De necrofiel van Gabrielle Wittkop een kleine, diabolische maar briljante schandaalroman uit 1972 en Lijfboek van Daniel Pennac, een vernuftige bespiegeling in dagboekvorm over de fratsen die ons eigen lichaam ons bereidt.


Jean-Philippe Toussaint. Nue. Editions de Minuit, 176 p.

zondag 29 december 2013

De Top Drie (21) van ...


Ann De Craemer (1981) debuteerde in 2010 met Duizend-en-één dromen. Een reis langs de Trans-Iraanse Spoorlijn (Lannoo), dat werd genomineerd voor de VPRO Bob den Uylprijs voor het beste literair-journalistieke reisboek. Sindsdien heeft ze twee romans geschreven, Vurige tong (2011) en De seingever (2012), allebei uitgegeven door De Bezige Bij. Ze werkt momenteel aan een derde roman, die in de zomer van 2014 verschijnt.

Nr 1.
Als ik zelf, zoals nu, met een nieuwe roman bezig ben, lees ik weinig fictie: dan voelt het alsof de woorden van een ander door mijn hoofd fietsen. ’s Avonds, na het schrijven, verkies ik non-fictie, maar ik kan het wel ‘verdragen’ om romans opnieuw te ontdekken. Een boek dat ik afgelopen jaar herlas, en dat al voor de vierde keer, is Humboldt’s Gift van Saul Bellow – de roman die tien jaar nadat ik hem het eerst las mijn onbetwiste nummer 1 blijft. Het is dankzij Kristiaan Versluys, professor Amerikaanse letterkunde aan de UGent, dat ik Humboldt’s Gift en het werk van Bellow ontdekte, alsook dat van Philip Roth. Bellow en Roth zijn nog steeds mijn twee favoriete auteurs. Na het lezen van Humboldt’s Gift werd ik levenslang verliefd op hoofdpersonage Charlie Citrine, die rotsvast gelooft dat verbeelding en poëzie meer vermogen dan alle technologische kennis van de Verenigde Staten op één hoop. In tijden van financiële crisis is dit een boek dat hebberige bankiers en bazen van Bpost zouden moeten lezen: Humboldt’s Gift laat zien dat geldzucht (alsook een te groot verlangen naar roem) mensen ten gronde kan richten. Dit blijft een van mijn favoriete zinnen uit het boek: ‘You shouldn't wait for things to become quieter. You must decide to make them quieter.’ Humboldt’s Gift was mijn eerste Bellow-boek, en vele zouden volgen – al heb ik ze nog niet allemaal gelezen, want ik spaar ze als het ware op, zodat ik altijd nog een boek van hem heb om naar uit te kijken. Toen de man stierf, heb ik een prachtige foto van hem uit de Volkskrant geknipt en die ingekaderd. Sindsdien vertelt Bellow me elke dag vanonder zijn hoed tot welke machtige dingen literatuur in staat is.


Saul Bellow. Humboldt’s Gift. Viking,  487 p.

Nr 2.
Voor Pascal Verbeken kan ik niet diep genoeg buigen. De man staat wat betreft Nederlandstalige literaire non-fictie op eenzame hoogte. Zijn vorige boek Grand Central Belge maakte duidelijk dat Belgen hun geschiedenis niet kennen, én dat het mogelijk is non-fictie te schrijven met de pen van een romancier – Verbeken is een uitmuntend stilist. Dat heeft hij ook bewezen met zijn meest recente werk Tranzyt Antwerpia: sommige passages lijken zo uit een roman te komen. Stilist, journalist, scherp observator, historicus, pennenridder: alle vaardigheden van Verbeken vloeien samen in dit boek. Verbeken volgt de reisroute van Benjamin Kopp, een Poolse tiener en een van de velen die aan het begin van de twintigste eeuw met de Red Star Line vanuit Antwerpen naar Amerika trok. Hij maakt ook treffende vergelijkingen met de massale immigratie waarvan we vandaag getuige zijn: ‘Net als in jouw tijd is migratie een business en blijven mensensmokkelaars spilfiguren.’


Pascal Verbeken. Tranzyt Antwerpia. In het spoor van de Red Star Line. De Bezige Bij, 208 p.

Nr 3.
In 1988 verscheen A brief history of time (in het Nederlands vertaald als Het heelal), waarin Stephen Hawking zijn ideeën uiteenzet over de oorsprong van het heelal. In Een korte geschiedenis van de tijd heeft Hawking samen met journalist Leonard Mlodinov geprobeerd om de inhoud van dat boek te actualiseren en voor een nog breder publiek toegankelijk te maken. In korte hoofdstukken wordt het ontstaan van het heelal voor niet-wetenschappers uiteengezet. Bij Vijftig tinten grijs voel ik – hoe kan het ook anders - absoluut niets, maar dit is pure opwinding. Natuurkunde vertoont hier raakvlakken met literatuur, want ze slaagt erin mij mee te nemen naar een andere wereld en mijn verbeelding op hol te doen slaan. Lezen over de Krab-supernova die de Chinezen in het jaar 1094 registreerden en die, hoewel de ontploffende ster vijfduizend lichtjaren ver was, maandenlang met het blote oog zichtbaar was en zo helder scheen dat ze ook overdag te zien was en het schijnsel helder genoeg was om bij nacht te kunnen lezen; ontdekken dat onze zon brandstof heeft voor nog zeker 5 miljard jaar, en inzicht krijgen in wat er net na de oerknal gebeurde: om duimen en vingers van af te likken. Wie Hawking leest, valt van de ene verbazing in de andere.


Stephen Hawking. Een korte geschiedenis van de tijd. Bert Bakker, 211 p.

zaterdag 28 december 2013

De Top Drie (20) van ...


Boekhandel Walry werd in 1969 opgericht door Jenny Walry. Tien jaar later werd de winkel overgenomen door Paul Luyten, de huidige zaakvoerder. Walry concentreert zich in hoofdzaak op een mooie selectie Nederlandstalige literatuur, filosofie, poëzie en kinderboeken, maar de winkel is in de loop der jaren ook geëvolueerd naar een meer internationaal gerichte boekhandel, met een sterk uitgebouwde afdeling Spaans (literatuur en lesmateriaal). De top drie werd samengesteld door twee vaste medewerksters van het Walry-team, klassiek filologe Sara en germaniste Hilde.

Nr 1.
Sara: Het was al een tijdje geleden dat ik een boek had gelezen met een potlood bij de hand, maar bij de lectuur van Het fantoom van Alexander Wolf van Gajto Gazdanov heb ik meteen naar schrijfgerei gegrepen om hier en daar wat te kunnen onderlijnen en zodoende wat langer vast te houden. Er zijn maar weinig boeken die volgens mij echt het etiket “literaire thriller” verdienen, maar dit is er zeker een, en bovendien is het veel meer dan dat. De omschrijving “filosofische thriller” die ik ergens las, dekt voor mij wel een groot deel van de lading, al zou ik daar dan graag de adjectieven “existentiële”, “geraffineerde” en “enigmatische” aan toevoegen. De vertelling van Het fantoom van Alexander Wolf sleept je onherroepelijk mee vanaf de eerste zin: “Van al mijn herinneringen, van die eindeloze reeks ervaringen uit mijn leven, is de pijnlijkste de herinnering aan de enige moord die ik heb begaan.” De setting, het Parijs van de jaren ’30, is bijzonder sfeervol beschreven, je ziet het hoofdpersonage zo achter in een donkere bar met zware gordijnen, conversaties voeren met de raadselachtige Alex ander Wolf, je voelt de opgehitste sfeer van een bokswedstrijd die wordt bijgewoond, je geniet van de elektrisch geladen momenten die de verteller doorbrengt met de intrigerende Jelena… Meer kan en mag ik niet prijsgeven van dit juweeltje.


Gajto Gazdanov. Het fantoom van Alexander Wolf. Lebowski, 188 p.

Nr 2.
Hilde: In 1981 stopt Urbain Martien zijn kleinzoon Stefan Hertmans twee schriftjes toe, twee sierlijk volgeschreven cahiers met herinneringen - vijftig jaar na datum en tot in de kleinste details opgetekend - aan zijn jeugdjaren in een arme volkswijk in Gent en de daaropvolgende oorlogsjaren in de loopgraven van de Groote Oorlog. De cahiers stoppen abrupt in 1919, het jaar waarin Hertmans’ grootvader zijn grote liefde verliest aan de Spaanse griep. Door de verhalen uit zijn jeugd en de eigen herinneringen aan zijn grootvader, vermoedt Hertmans dat de inhoud van die schriften wel eens onthutsend zou kunnen zijn en hij laat de cahiers dertig jaar onaangeroerd. Wanneer hij ze in 2010 uiteindelijk opent, vindt hij er de puzzelstukken en sleutel tot onvermoede geheimen.   Geen enkel ander boek heeft me dit jaar, denk ik, meer aangegrepen dan Oorlog en terpentijn. Geen enkel ander boek heeft me zo ontroerd, geschokt, geraakt en vertederd. Het is het verhaal van een ongelooflijk integer, dapper, gepassioneerd, maar ook getraumatiseerd man. Het is het verhaal van een hele generatie wiens levens onherroepelijk werden getekend door de verschrikking van de oorlog. Het is het verhaal van de schoonheid en de kracht van kunst. En het is het verhaal van een schrijver die met heel veel liefde en zorg en op een verbluffende manier zijn grootvader en uiteindelijk ook zijn eigen verleden tracht te doorgronden en zo een stem te geven.


Stefan Hertmans. Oorlog en terpentijn. De Bezige Bij, 304 p.

Nr 3.
Sara: Het was alweer een paar jaar geleden dat er een roman verscheen van de Peruaanse Nobelprijswinnaar Literatuur uit 2010, dus het was uitkijken naar El héroe discreto (De bescheiden held). Llosa grijpt in deze roman terug naar twee interessante personages uit zijn eigen literaire universum: brigadier Lituma uit Lituma en los Andes (1993) en don Rigoberto uit Los cuadernos de don Rigoberto (1997). Geen van beiden is de discrete held uit de titel, maar wel staan ze beiden erg dicht bij de held in kwestie. El héroe discreto vertelt namelijk in hoofdzaak het verhaal van twee mannen: dat van Felícito Yanaqué in Piura en dat van Ismael Carrera in Lima. Felícito, eigenaar van een transportfirma in Piura, ontvangt een dreigbrief van een maffia-organisatie die geld vraagt in ruil voor bescherming. Felícito weigert pertinent, de woorden van zijn stervende vader indachtig (“Laat nooit met je sollen!”) - zelfs wanneer zijn kantoor in brand wordt gestoken en zijn jonge minnares wordt gekidnapt. Lituma zal samen met zijn collega het onderzoek naar de dader achter deze aanslagen leiden. Ismael Carrera smeedt een plan om zijn rotverwende en ondankbare tweelingzonen van hun erfenis te beroven. Hij trouwt met zijn dienstmeisje en vraagt don Rigoberto als getuige, waarmee laatstgenoemde zich serieus in de nesten werkt. De karaktertekening van sommige personages neigt soms naar het karikaturale, maar dat stoort niet eenmaal je als lezer bent toegetreden tot de wereld van Vargas Llosa. Don Rigoberto is bijvoorbeeld een bijzonder charmant nevenpersonage, dat zich tot groot vermaak van de lezer vaak verliest in heerlijke overpeinzingen, zowel van erotische, als van kunsthistorische, muzikale of filosofische aard. De op zich vrij eenvoudige plot wordt doorspekt met levendige en sprankelende dialogen tussen de vele personages. Alle gebeurtenissen baden dan nog eens in de zalige, overdadige Peruaanse warmte. Dit boek voelde voor mij aan als een heel fijn reisje.


Mario Vargas Llosa. El héroe discreto. Alfaguara, 383 p.
De Nederlandse vertaling (De bescheiden held) verschijnt in maart 2014 bij Meulenhoff.

vrijdag 27 december 2013

De Top Drie (19) van ...


Elke Geurts (1973) debuteerde in 2008 met Het besluit van Dola Korstjens. De bundel werd genomineerd voor de debutantenprijs 2009, de Gouden Uil literatuurprijs 2009, de vrouw en kultuur debuutprijs 2010, en werd door het NRC Handelsblad verkozen tot een van de beste boeken van 2008. Ze won De Nieuw Proza Prijs 2008. Haar tweede boek Lastmens verscheen in 2010 en werd genomineerd voor de BNG nieuwe literatuurprijs 2010 en de Anna Bijnsprijs 2012. Sinds 17 oktober 2013 ligt haar roman De weg naar zee in de winkel.

Nr 1.
Ik las Het jaar van de dood van Ricardo Reis van José Saramago. Daarin staat de dichter Fernando Pessoa, van wie het heteroniem Ricardo Reis is, op uit zijn dood. Pessoa is net als Saramago één van mijn lievelingsschrijvers dus dat was twee vliegen in één klap. Maar voor mensen die allebei de schrijvers niet kennen, is het geen goed boek om mee te beginnen. Ik herlas ook De man in Duplo van Saramago. Het dubbelgangermotief vanuit een ander, nuchter perspectief gezien. Dit boek is echt een juweel. Zowel op het gebied van stijl, vorm als inhoud. Eén van de perfectste en mooiste boeken die ik ooit las.



José Saramago. De man in duplo. Meulenhoff, 304 p.

Nr 2.
Een zeeman door de zee verstoten van Yukio Mishima. Ik werd meteen heel erg verrast door de ondoorgrondelijke en toch kraakheldere stijl van Mishima. Niet precies navolgbaar. De beelden krachtig. Simpel maar gruwelijk. De spanning onhoudbaar. Zoiets las ik niet eerder. Die verrassing is precies datgene waarnaar ik op zoek ben als ik aan een boek begin. Het overkomt me maar zelden.


Yukio Mishima. Een zeeman door de zee verstoten. Meulenhoff, 159 p.

Nr 3.
Moeder Doen van F. Starik is opgebouwd uit korte stukjes over de dagelijkse bezoekjes van de schrijver aan zijn dementerende moeder. Pareltjes op zichzelf. De humor is zwart en pijnlijk. Starik is nietsontziend en eerlijk in de beschrijving van het aftakelingsproces. Dat maakt het ontroerend. Er ontvouwt zich een verzorgingstehuiswereld waarin we absoluut niet terecht willen komen. Maar waarin we op een dag allemaal belanden, als het niet eerder afgelopen is.


F. Starik. Moeder doen. Nieuw Amsterdam, 288 p.

Kleine non-fictie top 3.
Far from the Tree van Andrew Solomon. Hij interviewde ouders met kinderen die anders zijn dan ze gehoopt hadden. Een lijvige bijbel over identiteitsvorming die niemand mag missen. Ook de essays van Katie Roiphe, - Lof van het rommelige leven -, en Patricia de Martelaere, - Een verlangen naar ontroostbaarheid -, zijn aan te raden. Omdat ze je wereldbeeld even overhoop gooien. Heel belangrijk.

donderdag 26 december 2013

De Top Drie (18) van ...


Jamal Ouarachi (1978) schreef de romans De vernietiging van Prosper Morèl (2010), Vertedering (2013) en 25 (2013). Hij werkt momenteel aan zijn vierde roman, Een honger, waarin de onderwerpen ontwikkelingshulp en pedofilie een explosieve verbinding met elkaar aangaan. Verschijnt naar verwachting eind 2014 bij uitgeverij Querido.

Nr 1.
Elke schrijver weet dat zodra zijn boek gepubliceerd is, lezers ermee kunnen doen wat ze willen. Dat is niet altijd even prettig. Soms lees je een recensie of een reactie op internet of per mail, en zou je willen uitroepen: "Die begrijpt er geen kut van!" of: "Die recensent moet wel volstrekt achterlijk zijn om te denken dat ik dát bedoel." Wie daar al te vaak last van heeft, raad ik Anatomy of a short story aan, een boek vol essays van een hele sliert wetenschappers, gewijd aan één kort verhaal van Vladimir Nabokov, het amper zes pagina's tellende pareltje Signs and Symbols. In de 410 pagina's tellende bundel buigen schrijvers, letterkundigen, mathematici, psychiaters, critici en linguïsten zich over dat raadselachtige verhaal, dat in elk essay weer nieuwe mogelijkheden blijkt prijs te geven. Misschien roept Nabokov vanuit de hel waarin hij ongetwijfeld vertoeft, uit: "Ze begrijpen er geen kut van!", maar ik vermoed toch eerder dat hij zich kostelijk vermaakt met alle verwarring die hij gezaaid heeft. En dat is ook eigenlijk de beste houding die je als schrijver kunt aannemen.



Anatomy of a short story. Bloomsbury Academic, 432 p.

Nr 2. 
Het is een veelgehoord commentaar op biografieën van Nederlandse schrijvers: ze zijn te uitgebreid, ze staan vol overbodige details en zijpaden. Nop Maas registreerde het leven van Gerard Reve als een ambtenaar, en nu ik bezig ben in Otterspeers biografie van Willem Frederik Hermans denk ik geregeld: "Jaa-haa, het kan me niet schelen op welk huisnummer die-en-die oudtante woonde, of welke opleiding de vader van die verre vriend genoten heeft. Geef me de details die ertoe doen!" Hoe anders gaat het er in de VS aan toe, en daarvan is Roth Unbound, geschreven door Claudia Roth Pierpont, een schitterend voorbeeld. Niet de officiële biografie van Philip Roth - daar wordt nog aan gewerkt - maar een kritische bespreking van zijn werk, gekoppeld aan de nodige biografische achtergrondinformatie. Pierpont kent Roth persoonlijk en put rijkelijk uit de conversaties die ze met hem gevoerd heeft, terwijl ze tegelijkertijd als criticus overeind blijft en met name over de eerste helft van Roths oeuvre harde maar goed onderbouwde oordelen velt. Omdat ze de chronologie van Roths werk volgt en daarbij telkens de bijpassende biografische informatie verstrekt, is de relevantie van die informatie bijzonder hoog. Je leest telkens precies wat je wilt weten - en niets meer dan dat. Smullen geblazen.


Claudia Roth Pierpont. Roth Unbound. 
Farrar, Strauss and Giroux, 368 p.

Nr 3.
In een tijd waarin kaal-verhalende, traditionele romannetjes hoogtij vieren, is het intellectuele gestunt van Harry Mulisch een verademing. De toekomst van gisteren is het grandioze verslag van een grandioze mislukking. Mulisch doet uit de doeken hoe hij tevergeefs poogt een what if-roman te schrijven: wat als Hitler de oorlog gewonnen had? Het wordt meteen lastig als hij bedenkt dat in die wereld, waarin het Derde Rijk werkelijkheid is geworden, het hoofdpersonage een boek schrijft waarin hij probeert te bedenken hoe de wereld eruit zou zien als Hitler de oorlog juist verlóren had. Via een web van autobiografische vertellingen, politieke polemiek, chemische experimenten ("Grondbeginselen van het bellenblazen"), filosofische spelletjes, droomduiding, en zelfs het verslag van een bizarre ontmoeting met Hitlers huisarchitect Albert Speer ("Hij ziet eruit als de sympathieke rector van een plattelandsgymnasium"), sleurt Mulisch je mee in zijn eigen ondergang. Zijn roman mislukt, maar het verslag van die mislukking is een absolute overwinning.


Harry Mulisch. De toekomst van gisteren. De Bezige Bij, 253 p.

woensdag 25 december 2013

De Top Drie (17) van ...


Violette Van Hoorebeke (1980) woont sinds 2009 in Arusha en werkt bij Shanga als productontwerper en hoofd van de textielafdeling. Shanga is een bedrijf waar hoofdzakelijk mindervaliden in dienst zijn. Materialen zoals glas, aluminium en stoffen worden gerecycleerd en daarvan  maken ze juwelen, blazen ze glazen, draaien ze kralen en maken ze kindermode, accessoires en kussens.

Nr 1.
De eeuwige bron van Ayn Rand is een nog steeds actuele en controversiële klassieker. Voor mij was het een openbaring. Ik hou van de karikaturale personages. De karakters die zo uitvergroot zijn dat ze volledige systemen, politieke en morele stromingen vertegenwoordigen. Verpakt in een vloeiend verhaal beschrijft Ayn Rand onze maatschappij of een maatschappij met zijn vele valstrikken met een pleidooi voor het ultieme behoud van het individualisme van de mens.


Ayn Rand. De eeuwige bron. Luitingh-Sijthoff, 750 p.

Nr 2.
Sergej Diaghilev, een leven voor de kunst van Sjeng Scheijen geeft inzicht in het leven van de man die een stempel drukte op de ontwikkelingen van kunst en cultuur in Rusland, West-Europa en Amerika. Diagilev (1872-1929) was een spilfiguur, een man die talent zag of hoorde waar niemand anders het zag. Hij bracht grootse kunstenaars samen wanneer nog niemand van ze gehoord had en gaf hen de mogelijk volledig vernieuwende baanbrekende werken te creëren. Het frustrerende is dat je de de tekeningen, kostuums en decors nog kan zien, de muziek opnieuw kan beluisteren maar het geheel samen, de wervelende of houterige dansen het verbluffende schouwspel dat ‘les Ballets Russes’ was kunnen we ons enkel proberen voor te stellen aan de hand van beschrijvingen in boeken zoals dit. Met de catalaogus A feast of Wonders, Sergei Diagilev and the Ballets Russes op de koffietafel komt de biografie via de kleurige afbeeldingen van de kostuumontwerpen helemaal tot leven.


Sjeng Scheijen. Sergej Diaghilev, een leven voor de kunst. Bert Bakker, 638 p.

Nr 3.
Ik ben altijd op mijn hoede voor schrijvers die de (mijn) psyche bloot proberen te leggen. Aangezien de psycholoog Daniel Kahneman de Nobelprijs heeft gewonnen, van economie nog wel, heb ik me toch aan Thinking, Fast and Slow gewaagd. Daniel Kahneman leert je je eigen wezen kennen en inzien waarom je wat doet. Hij stelt dat ons denken onderverdeeld is in twee snelheden, "system 1" staat voor de intuïtie, het snelle denken, het buikgevoel, terwijl "system 2" het diepere, inspannende denken vertegenwoordigt. Het is verbluffend hoeveel beslissingen we nemen op basis van system 1, beïnvloed door onze omgeving en door wat we zien, lezen en horen. Zo kan een screensaver waarop enkele dollarbiljetten op water drijven je handelen beïnvloeden. Je zou minder geneigd zijn een collega met een probleem te helpen en zelf minder snel om hulp vragen.
Kahneman leert ons bewuster system 2 te gebruiken en onze statistische intuïtie beter te ontwikkelen. Dit zou saaie literatuur kunnen zijn maar de talrijke testjes, voorbeelden en de vlotte schrijfstijl maken dit een aangenaam, goed leesbaar boek. Iedere keer ik het neerleg moet ik een beetje in mezelf graven om mijn eigen individuele zelf terug te vinden.


Daniel Kahneman. Thinking, Fast and Slow. Farrar, Strauss and Giroux, 512 p.

dinsdag 24 december 2013

De Top Drie (16) van ...


Peter Jacobs (1965) is redacteur van De Standaard der Letteren. Hij schreef met Erwin De Decker reisboeken over de legendarische route nationale 7 door Frankrijk en over het IJzeren Gordijn door Europa. In zijn recentste boek Een tijdreis door België 1814-1915 bracht hij 21 reisverhalen over België samen, van voor Waterloo tot na het begin van de Eerste Wereldoorlog. De schrijvers zijn bekenden als Zweig, Hugo, Rilke en Thackeray, maar ook vergeten namen als Luise von Ploennies, Adeline Trafton en de laatste koning van Hawaii.

Nr 1.
Net uit en schitterend bevonden: In mijn vreemde land van Hans Fallada, zijn geheime gevangenisdagboek van 1944, waarin hij zijn afkeer voor de nazi’s van zich afschrijft door een inventaris te maken van kleine en grote incidenten die hij, zijn vrienden en collega’s andersdenkenden vanaf de machtsovername van de nazi’s in 1933 ondergingen. De bestsellerauteur Hans Fallada is onder Hitler in Duitsland gebleven en probeerde daar aan de bak te komen zonder zich aan het nazisme te verbranden. In zijn dagboek wil hij verantwoorden waarom hij niet voor de exil gekozen heeft en bewijzen hoe lastig het was steeds weer te schipperen en vernederd te worden als ‘onwelgevallig auteur’. Het boek zit vol tegenstrijdigheden, maar dat maakt het menselijk – Fallada flirt zelfs met antisemitisme en blijkt een keer zelfs toe te geven aan de eisen van cultuurpaus Goebbels. Maar de schrijver is vooral woedend over wat hem en Duitsland is aangedaan; hij lijkt soms naïef en is vaak ontgoocheld; hij hoopt en hij twijfelt over de afloop. Hij droomt over een ondergrondse bunker waarin hij met zijn gezin die verschrikkelijke tijden kan uitzitten. Zoals in alle romans van Fallada zijn ook hier de kleinste personages haarscherp en met droge vaak zwarte humor neergezet. In mijn vreemde land is een boeiend en ongewoon document dat in één geut geschreven is.


Hans Fallada. In mijn vreemde land. Cossee, 352 p.

Nr 2.
De herdenking van de Eerste Wereldoorlog veroorzaakt een ongeziene zondvloed van boeken – van lokale geschiedenis over romans tot strips en kinderboeken. Maar een van de vroegste publicaties is meteen al een winnaar. In de categorie non-fictie is Slaapwandelaars van de Australische professor Christopher Clark geen lichte kost, maar een tour de force van overzicht en inzicht. De auteur stelt onze kijk op de aanloop naar de oorlog bij. De titel vat zijn these samen: de Europese mogendheden marcheerden niet ordentelijk naar het front, maar trokken in verwarring bijna blind ten oorlog. Er volgen volgend jaar nog massa’s boeken over 1914, maar het zal moeilijk zijn Slaapwandelaars te evenaren.


Christopher Clark. Slaapwandelaars. De Bezige Bij Antwerpen, 512 p.

Nr 3.
Ik word zielsgelukkig van de aandacht die Virginia Woolf in ons taalgebied opnieuw krijgt. In de eerste plaats was er Tussen de bedrijven, de fijnzinnige vertaling van haar laatste werk door Erwin Mortier . Between the acts (1941) was de enige roman van de grote Britse modernist die nog niet in het Nederlands vertaald was. Mortiers klus was geen sinecure, want in een dorpstoneeluitvoering op een junidag in 1939 condenseert Woolf de hele Britse cultuurgeschiedenis vanaf de elizabethaanse tijd, stromen de dagelijkse beslommeringen, de liefdes, de ambities en de frustraties van allerlei mensen door elkaar, en dreigt subtiel de harde internationale actualiteit in te breken in het schijnbaar gezapige leven op het Britse platteland. Een rijk boek zonder plot en zonder hoofdpersonages. Mortier heeft van de vertaling geen dorre doorslag gemaakt en de muzikaliteit van Woolfs taal niet afgevlakt. Opmerkelijk is dat Tussen de bedrijven nog fris leest voor een schrijfster die de reputatie heeft moeilijk, serieus of tragisch te zijn. En dan was er ook de nieuwe vertaling van Mrs Dalloway bij Athenaeum-Polak & Van Gennep. Vertaalster Boukje Verheij geeft met haar titelkeuze al subtiel aan dat ze anders werkt dan haar voorgangster Nini Brunt: ze vertaalt ‘Mrs Dalloway’ als ‘Mevrouw Dalloway’ – logisch, zo lijkt, maar niet evident, want in vele vertalingen blijft de Engelse titel behouden. Verheij worstelt zich wonderwel door de wervelende beschrijving van een dag in het leven van societydame Clarissa Dalloway, door een kluwen van gedachtestrepen en (punt)komma’s, door het geroezemoes van de Londense straten en door het meerstemmige concert van elkaar kruisende personages. Deze vertaling leest soepel en vlot, de volzinnen staan strak, maar tintelen ook van het taalgenot, zonder dat Verheij ooit ver van het origineel afdwaalt. (En voor de Woolf-fetisjisten onder ons, niet te missen: een tuinboek, Virginia Woolf’s Garden (Jacqui Small), de biografie van de huishoudster van de Bloomsbury Group, The Angel of Charleston (British Library), het tijdschriftje dat Woolf met haar neefje in elkaar knutselde, The Charleston Bulletin Supplements (British Library) en de heruitgave met de originele illustraties en een nieuwe inleiding van Jeanette Winterson van Orlando (The Folio Society).)


Virginia Woolf. Tussen de bedrijven. Vertaald door Erwin Mortier. De Bezige Bij, 237 p.
Virginia Woolf. Mevrouw Dalloway. Vertaald door Boukje Verheij. Athenaeum-Polak & Van Gennep, 184 p.

maandag 23 december 2013

De Top Drie (15) van ...


Yves Petry (1967) kreeg in 2010 de Libris Literatuurprijs voor De maagd Marino. Hij werkt momenteel aan een nieuwe roman, die hopelijk in de lente af is en volgend najaar zal verschijnen. Een titel is er nog niet, alleen een hoop werktitels, de een al gekker dan de anderen. De minst onnozele is nog: Romantiek voor gevorderden. Over de inhoud zou hij dan weer heel uitgebreid kunnen vertellen, maar juist daarover mag hij niets kwijt.

Nr 1.
De roman Stiller van de Zwitserse auteur Max Frisch, dit jaar (voor het eerst?) verschenen in Nederlandse vertaling. Een zeer indringend portret van ene Stiller, die na jaren spoorloos te zijn verdwenen plots weer in zijn thuisstad opduikt en beweert helemaal niet de door de politie gezochte persoon Stiller te zijn. Wie hij dan wel is? Dat kan hij niet echt vertellen, en al zijn vrienden, zijn vrouw, zijn voormalige kennissen herkennen hem wel degelijk als Stiller. De buitenwereld schijnt hem geen andere identiteit te gunnen dan juist diegene die hij niet wil. Het verhaal is niet van humor gespeend maar bovenal tragisch en diepdroevig. De stijl is bijwijlen ronduit subliem. Dat het boek al bijna zestig jaar oud is, is geen reden om het niet te lezen. De personages zijn moreel net zo bevrijd en verward als wij, en al dragen de dames nog een hoedje, ze bewegen zich door een wereld die even ingewikkeld is als de onze. Geen gezeur over paters en nonnen.
Dat is tip een.


Max Frisch. Stiller. Van Gennep, 690 p.

Nr 2.
Tip twee en drie, daar moet ik over nadenken, want ik heb dit jaar bijzonder weinig nieuws gelezen, alleen maar herlezen, zoals dat meestal gaat als ik volop aan een roman bezig ben. Allerlei non-fictie, louter voor de sfeer, iets over bomen of genen of geologie. Niets wereldschokkends, hooguit een aardig boekje zoals De zintuigen van vogels van de Britse ornitholoog Tim Birkhead (met een k, met een d zou het om van achterover te vallen zijn).


Tim Birkhead. De zintuigen van vogels. De Bezige Bij, 288 p.

Nr 3.
Op dit eigenste moment ben ik Het onbehagen in de cultuur van Sigmund Freud aan het lezen. Meer dan aardig: humor, intelligentie, zwartgalligheid en pessimistische wijsheid van hoog (stilistisch) niveau.


Sigmund Freud. Beschouwingen over cultuur. Boom, 406 p.

zondag 22 december 2013

De Top Drie (14) van ...


Paul Menken(1962) stond in 1993 aan de wieg van Menken Kasander & Wigman, een kleine uitgeverij met als belangrijkste poot de Spaanse Bibliotheek. In de afgelopen twintig jaar zijn in die reeks ruim zestig romans verschenen van moderne en klassieke auteurs uit het Spaanse en Catalaanse taalgebied.

Nr 1.
Ik lees de laatste tijd veel van mijn boeken op mijn Amazon Kindle. Nederlandstalig werk is nog niet te vinden bij Amazon, Spaans en Engels wel. Vandaar dus een paar boeken in die talen. Ik las van Antonio Muñoz Molina de vuistdikke roman La noche de los tiempos, in het Nederlands uitgebracht onder de titel De nacht der tijden. Van Muñoz Molina had ik een tijd geleden al het prachtige El jinete polaco gelezen (De Poolse ruiter), en ik was benieuwd of dit ook zo goed was (dat was inderdaad zo). Het verhaal speelt zich af rond een Republikeinse architect die Spanje ontvlucht naar Amerika; voor zijn werk, maar vooral op zoek naar een onbereikbare liefde. Ik wilde het boek ook vergelijken met de even dikke Catalaanse klassieker over de Burgeroorlog Ongewisse glorie van Joan Sales, die twee jaar geleden bij ons is verschenen. De twee romans werden tezamen besproken in de NRC. Mijn conclusie: allebei hele goede boeken, maar Sales is toch iets beter. Die Spaanse Burgeroorlog blijft fascineren, en is nog steeds actueel. In Spanje, want de scheidslijnen van toen worden daar soms soms weer pijnlijk zichtbaar. En ik kan de berichten over de strijd in Syrië niet lezen zonder te denken aan de Spaanse Burgeroorlog: de chaos, de wreedheden, de internationale elementen, de buitenlandse strijders.


Antonio Muñoz Molina. De nacht der tijden. De Geus, 730 p.

Nr 2.
Ook las ik de biografie van mijn bijna-naamgenoot H.L. Mencken, Mencken, The American iconoclast - The life and times of the Bad Boy from Baltimore geschreven door Marion Elizabeth Rogers. Mencken (1880-1956) was een Amerikaanse journalist die in de jaren '20 en '30 van de vorige eeuw grote bekendheid verwierf, zelfs een nationale beroemdheid was. Met vlijmscherpe pen trapte hij vele heilige huisjes omver. Zijn journalistieke werk uit die tijd is uiteraard wat gedateerd, maar er is tegenwoordig nog veel belangstelling voor zijn leven en persoon; de biografie verscheen in 2005 en quotes van Mencken duiken nog regelmatig op (zoek maar eens op Google).


Marion Elizabeth Rogers. Mencken, The American iconoclast - The life and times of the Bad Boy from Baltimore.
Oxford University Press, 672 p.

Nr 3.
Ik ben er nog in bezig, maar het zit nu al bij de favorieten van dit jaar: Tune in van Mark Lewisohn. Over de beginjaren van de Beatles, of liever gezegd van de jaren daarvoor nog, eind jaren '50, toen ze als teenagers in de ban raakten van de nieuwe Amerikaanse muziek die ook Liverpool bereikte. Geweldig zoals vooral de relatie tussen John Lennon en Paul McCartney is beschreven; je zit ze heel dicht op de huid, hebt het idee dat je er zelf bij bent. Het lijkt mij een ideaal boek om te verfilmen.


Mark Lewisohn. Tune in. Crown Archetype, 944 p.

zaterdag 21 december 2013

De Top Drie (13) van ...


Inge Michiels (1979) werkt als redacteur voor Cobra.be, de cultuurwebsite van VRT, en volgt er voornamelijk de literaire fictie. Ze heeft een boon voor de klassieke Russen, maar leest met overgave elk goed geschreven verhaal.

Nr 1.
Een boek lezen en het gevoel hebben dat je niet meer bent wie je was voor je eraan begon. Dat is wat Leven na leven van Kate Atkinson met mij deed. Het boek gaat over het leven van Ursula Todd, een vrouw die in 1910 wordt geboren, in een plaatsje niet ver buiten Londen. Wat volgt zijn verschillende scenario’s van haar leven: hoe haar kindertijd had kunnen zijn, hoe ze als jong meisje zwanger had kunnen worden (of niet), hoe ze met een Oostenrijker had kunnen trouwen of met een gewelddadige Brit, hoe ze eenzaam en alleen had kunnen doodvriezen in haar Londense appartement tijdens een koude oorlogsnacht. Dat toeval (of het lot?) onze levens stuurt, klinkt geweldig cliché. Maar de manier waarop Atkinson elk van die verhaallijnen tot in de puntjes uitwerkt, is indrukwekkend. Met de ‘rewind-knop’ doet ze bij de lezer telkens de hoop opflakkeren dat het zo niet hoeft te lopen, en stelt ze een nieuw mogelijk scenario voor. Man-vrouwrelaties, de verhouding tussen ouders en kinderen, het verlies van de onschuld en de verschrikkingen van oorlog. Het levert beklijvende, memorabele literatuur op.


Kate Atkinson. Leven na leven. Atlas/ Contact 2013, 480 p.

Nr 2.
Gajto Gazdanov vocht als jongeman mee in de Russische Burgeroorlog aan de zijde van de ‘Witten’ en belandde op z’n twintigste als vluchteling in Parijs. Daar ontstond op dat moment een omvangrijke Russische migrantengemeenschap (naar schatting vijftigduizend geëmigreerde Russen zochten er hun heil). De beginjaren betekenden voor Gazdanov ontbering en vechten om te overleven. Een baantje als taxichauffeur gaf hem uiteindelijk de ademruimte om over zijn ervaringen te schrijven. Melancholie, tristesse en defaitisme zijn basisingrediënten van zijn proza, maar ook een heel zwierige taal die hypnotiserend werkt en ons meevoert naar duistere kroegen en steegjes van het Parijs uit de jaren ‘20. Voor mij is Een avond bij Claire het mooiste boek van Gazdanov omdat hij op een ongekunstelde manier herinneringen ophaalt aan zijn jeugd in Rusland en aan de stompzinnige gruwel van de oorlog. Tegelijk weet hij de sfeer op te roepen van de vertwijfeling van een migrantenmilieu dat achterom blijft kijken en niet weet hoe het verder moet. Met Het fantoom van Alexander Wolf, de tweede roman die in het Nederlands is vertaald, vond Gazdanov een nieuw genre uit: de metafysische thriller. Hier heeft de naïviteit plaats geruimd voor een soort donker defaitisme. Maar het thrillerelement, de plot, is voor mij toch iets te gezocht.


Gajto Gazdanov. Een avond bij Claire. Vertaling: Helen Saelman. Wereldbibliotheek 2013, 160 p.

Nr 3.
Trein met vertraging is de tweede roman van Christophe Van Gerrewey. Ik vind hem een interessante schrijver omdat hij erin slaagt om met weinig (verhaal) veel (inhoud) te doen. In Trein met vertraging zijn een aantal treinreizigers tot elkaars gezelschap veroordeeld omdat hun trein om onduidelijke reden vertraging oploopt. Tussen de passagiers onderling is er nauwelijks interactie en toch zet Van Gerrewey mensen neer van vlees en bloed, met eigen drijfveren en aspiraties, en komt er op het einde een soort van ontknoping die toch voldoening schenkt. In een opiniestuk haalde Van Gerrewey scherp uit naar Marnix Peeters die heel wat publiciteit kreeg met het (omstreden) Natte Dozen. Volgens Van Gerrewey is het de term literatuur onwaardig, niet meer dan toogpraat. Van Gerrewey weigert ook om voor te lezen uit eigen werk, want daarmee zou hij zijn teksten onrecht aandoen. Hij gaat dus in tegen de trend van ‘de performende schrijver’. Een relschopper als W.F. Hermans of Gerard Reve, hadden we nog vandoen in onze Nederlandse Letteren vandaag. Het schoppen lukt Van Gerrewey al aardig, misschien gaat het met het schrijven wel dezelfde kant uit.


Christophe Van Gerrewey. Trein met vertraging. De Bezige Bij Antwerpen 2013, 238 p.

vrijdag 20 december 2013

De Top Drie (12) van ...


Franca Treur (1979) won in november 2006 de essaywedstrijd van nrc.next met Go go go, maak iets van je leven. Maar wat?. Drie jaar later debuteerde ze met de succesvolle roman Dorsvloer vol Confetti, waarmee ze de Selexyz Debuutprijs won. De roman is verfilmd, de film komt in 2014 in de bioscoop. Op 2 januari 2014 verschijnt haar nieuwe roman De woongroep.


Nr 1. 
In 2013 las ik voornamelijk boeken van voor 2013. Zo is 2013 bijvoorbeeld het jaar dat ik net als iedereen Alice Munro ontdekte, die Nobelprijs is toch wel ergens goed voor, want de kennismaking met haar werk had ik niet willen missen. Te veel geluk is een bundel met verhalen vol gebeurtenissen die voor de personages niet meteen te bevatten zijn, zo heftig zijn ze. Er gaat tijd overheen voor alles een plek krijgt, en Munro's personages krijgen er alle tijd voor. Het verwerkingsproces is dan ook belangrijker dan de gebeurtenissen zelf, en fantastisch mooi beschreven.


Alice Munro. Te veel geluk. De Geus, 416 p.

Nr 2.
De republiek van Joost de Vries wordt wel een academische roman genoemd. Is dat eigenlijk nog een genre? Ik ken zo gauw geen recente voorbeelden, maar De republiek is een genre op zich, een intelligente, geestige, wilde roman, totaal onvoorspelbaar en vol mooie zinnen.


Joost de Vries. De republiek. Prometheus, 263 p.

Nr 3.
Een geval van ordeverstoring van Richard Yates kwam in 2013 uit in vertaling, en het was weer een echte Yates, totaal meedogenloos voor zijn personages en met zoveel inzicht in de menselijke psyche dat het pijn doet. Alles van Yates is groots, en zo is deze roman.


Richard Yates. Een geval van ordeverstoring. De Arbeiderspers, 286 p.

donderdag 19 december 2013

De Top Drie (11) van ...


Yannick Dangre (1988) debuteerde op 22-jarige leeftijd met de roman Vulkaanvrucht, die werd bekroond met de Debuutprijs. Zijn eerste dichtbundel, Meisje dat ik nog moet, verscheen in 2011 en werd genomineerd voor de C.Buddingh’-prijs en kreeg de Herman De Coninckprijs. Eind 2012 verscheen zijn tweede roman Maartse kamers. Dangre schrijft regelmatig voor De Groene Amsterdammer, nrc.next en De Morgen. Momenteel werkt hij aan zijn derde roman, die eind 2014 bij De Bezige Bij verschijnt.

Nr 1. 
Ik ontdekte De meester en Margarita van Michail Boelgakov dit jaar op aanraden van mijn geliefde en ben het in het magazijn van Van Oorschot zelf gaan halen omdat je het haast nergens meer kunt vinden. De meester en Margarita is een prachtig dubbelverhaal waarin je leest hoe de duivel en zijn even groteske als fascinerende trawanten Moskou bezoeken terwijl de meester aan zijn grote roman voor zijn geliefde Margarita werkt. In afwisselende hoofdstukken krijgen we ook die roman-in-wording te lezen. De meester geeft in zijn boek een uiterst originele draai aan het evangelie door het vanuit het standpunt van een vermoeide Pilatus te vertellen. Hij moet de tegen zijn zin tot Verlosser uitgeroepen Jezus berechten. Alles baadt in vermoeidheid, duisternis, en vooral in de volstrekte afwezigheid van het besef van de historische gevolgen van Pilatus' beslissing. Als de duivel ondertussen Margarita ontmoet, komt alles samen. Het is een boek van een zelden geziene verbeeldingskracht, al was het maar omdat je op dezelfde pagina's meeleeft met Jezus, de duivel, een roodharig wezen met een slagtand, Pilatus en twee jonge verliefde mensen. Ze zijn allen volstrekt geloofwaardig. Van dit boek zou je zelf deel willen uitmaken.


Michail Boelgakov. De meester en Margarita. Van Oorschot, 564 p.

Nr 1. 
Ik hou al zo lang ik er enig bewustzijn op nahoud van Italië, dus La Superba van Ilja Leonard Pfeijffer wilde ik absoluut lezen, temeer daar het, zoals Pfeijffer in zijn roman zelf ook aangeeft, over een stad, Genua, gaat die nog geen tig keer in de literatuur beschreven is. Rome, Venetië, Firenze, dat kennen we allemaal wel, Genua is redelijk fris literair terrein. Pfeijffer leidt de lezer langs de hele stad, haar groezelige inwoners, haar immigranten, haar gekken, haar travestieten, maar laat je in de eerste plaats ronddwalen in de geesteswereld van hoofdpersonage Ilja. Heel veel maakt hij niet mee, zijn verblijf is meer een samenraapsel van andermans verhalen en van zijn eigen geprojecteerde liefdes, maar dat doet het hem net. De plot is dat er geen plot is, net als in zijn leven. Je hebt een begin - een migratie naar Genua - maar daarna blijft alleen de fantasie over je eigen verblijf over, niet zelden om de miserabele werkelijkheid te ontkennen. Pfeiffer toont, in een somptueuze stijl, aan dat we zelf het sprookje zijn dat we in stand houden. En dat we het voor ons uit blijven duwen, tot in Genua toe.


Ilja Leonard Pfeijffer. La Superba. Arbeiderspers, 360 p.

Nr 1. 
Hoewel ik altijd mijn reserves heb bij Nobelprijswinnaars - meestal gaat het meer om het talent voor de juiste politieke mening dan enig ander talent - ben ik een gretig lezer van Tomas Tranströmer. Dit jaar kreeg ik De herinneringen zien mij, zijn verzameld werk, cadeau en dat was een goudmijn. Ik ga er geen poëzieanalyses op loslaten: gewoon lezen die fantastische gedichten.


Tomas Tranströmer. De herinneringen zien mij. De Bezige Bij, 361 p.


woensdag 18 december 2013

De Top Drie (10) van ...


Marijke Arijs (1961) is literair vertaalster en recenseert Franse en Spaanse literatuur voor de boekenbijlage van De Standaard. Ze vertaalde onder meer werk van Amélie Nothomb, Charles-Joseph de Ligne, Olivier Rolin, Françoise Sagan, Eric-Emmanuel Schmitt en Nancy Huston. In 2010 werd ze bekroond met de Prix de la traduction littéraire de la communauté française. Ze was jurylid voor de Academica Debutantenprijs van 1998 tot 2011, voor de Prijs der Nederlandse Letteren in 2007 en voor de Libris Literatuur Prijs in 2011. Begin 2014 verschijnen twee vertalingen van haar hand: Salome van Colombe Schneck (Cossee) en De godin van de kleine overwinningen van Yannick Grannec (De Arbeiderspers), een roman over het leven van de wiskundige Kurt Gödel.

Nr 1.
Eigenlijk schrijft Patrick Modiano al vijfenveertig jaar lang hetzelfde boek, maar met Het gras van de nacht heeft de auteur zichzelf overtroffen. Zijn zevenentwintigste roman is een erg geslaagde, beklemmende episode in zijn eindeloze reis naar de verloren tijd. De verteller, een zekere Jean, zwalkt door de Parijse wijk Montparnasse, op zoek naar een geheimzinnige vrouw die veertig jaar geleden in rook is opgegaan. Ze luistert naar de naam Dannie R., verandert geregeld van identiteit en adres en heeft iets onduidelijks op haar kerfstok. De personages zwelgen in melancholie en frequenteren luizige hotelletjes en louche drankgelegenheden. Hoe scherp er ook wordt ingezoomd, het decor blijft altijd wazig. De grens tussen heden en verleden, droom en werkelijkheid valt moeilijk te trekken. Het gras van de nacht is een verhaal in clair-obscur, in de suggestieve, dromerige stijl die we van Modiano gewend zijn.


Patrick Modiano. Het gras van de nacht. Querido, 164 p.

Nr 2.
In Spanje publiceerde Jesús Carrasco, een voormalige reclamejongen, een interessante, bijzonder rauwe en apocalyptische debuutroman. De vlucht gaat over een kleine jongen die van huis is weggelopen en in zijn eentje probeert te overleven in een onherbergzaam, dor landschap, tot een oude geitenhoeder zich over hem ontfermt. Deze merkwaardige vertelling gaat over wreedheid en willekeur, waardigheid en solidariteit, en roept een benauwende sfeer op. Het boek heeft iets van een allegorie, een roadnovel en een western ineen, en is geschreven in een bijzonder poëtische stijl.


Jesús Carrasco. De vlucht. Meulenhoff, 207 p.

Nr 3.
Sombre dimanche (Albin Michel) is een melancholische, sfeervolle en sympathieke roman van een veelbelovende jonge schrijfster, Alice Zeniter (1986). De titel verwijst naar het beroemde zelfmoordlied van Rezső Seress, dat legendarisch is geworden in een versie van Billie Holiday onder de titel 'Gloomy Sunday'. Het boek vertelt de geschiedenis van drie generaties van een Hongaarse familie. Het lot van dit pittoreske zootje ongeregeld is verweven met de 20ste-eeuwse geschiedenis van Hongarije. Welke vloek rust er op de familie? Waarom verdwijnen alle vrouwen en raken alle mannen aan de drank? De familiegeheimen worden stukje bij beetje ontraadseld. Het geheel is gekruid met een vleug couleur locale, veel subtiele humor en, last but not least, ontluisterende bespiegelingen over de Hongaarse volksaard, over nationalisme en xenofobie in dit racistische, homofobe en antisemitische land dat vrolijk met de Duitsers heeft gecollaboreerd. Het boek werd bekroond met de Prix du Livre Inter, de Prix de la Closerie des Lilas en de prijs van de lezers van L’Express. De Nederlandse vertaling verschijnt in de loop van 2014 bij De Arbeiderspers. Bij voorkeur te savoureren met het Hongaarse zelfmoordlied op de achtergrond.


Alice Zeniter. Sombre dimanche. Albin Michel, 283 p.

dinsdag 17 december 2013

De Top Drie (9) van ...


Jan van Mersbergen (1971) schreef zes romans, publiceerde verhalen in diverse tijdschriften en schrijft columns en artikelen voor kranten en weekbladen. Hij werd vertaald in het Duits, Frans, Engels, Spaans en Turks. Zijn nieuwe roman, De laatste ontsnapping, verschijnt in februari.

Nr 1.
Op aandringen van regisseur Martin Koolhoven las ik de western In the Rogue Blood van James Carlos Blake, ik tipte Meulenhoff en de vertaling verschijnt komende zomer. Gewelddadig boek over familiebanden. In een scène wordt een jongen gescalpeerd terwijl hij onder een dood paard ligt. Hij leeft nog, komt onder het paard vandaan en loopt de woestijn in tot hij mensen bij een kampvuur ziet. Ze vragen hem hoe hij aan die wond op zijn kop komt. Hij zegt: Ik ben gestruikeld bij het vuur. Nou, zeggen die mensen, we hadden er laatst ook al een paar die precies zo gestruikeld waren. Ander pluspunt: bijna geen komma’s waardoor de zinnen heel goed lopen en de lezer het tempo niet opgedrongen krijgt maar juist met dat tempo mee gaat omdat het niet voor hem ingevuld wordt. Daar hou ik van.


James Carlos Blake. In the Rogue Blood. Harper Perennial, 352 p.

Nr 2.
Noordwaarts van de Amerikaanse countryzanger en schrijver Willy Vlautin is een prachtig boek over een jonge meisje dat zwanger is en een vriend heeft die zuipt en haar slaat. Ze probeert te ontkomen door weg te gaan en elders haar leven op te bouwen. Vlautin schrijft hartverwarmend over mensen die de wind niet mee hebben.


Willy Vlautin. Noordwaarts. Nijgh & Van Ditmar, 240 p.

Nr 3.
Agaat van Marlene van Niekerk speelt in Zuid-Afrika en gaat over een vrouw op haar sterfbed en haar huishoudster Agaat die haar voorleest. Dat is geen gekunstelde vorm, zeker niet. Het leest volkomen natuurlijk. Veel lange zinnen, ook komma’s die wegvallen en zelfs de punten vallen soms weg en dan wordt het een vertelling met Faulkneriaanse intensiteit.


Marlene van Niekerk. Agaat. Querido, 583 p.

maandag 16 december 2013

De Top Drie (8) van ...


Ivo Victoria (1971) is auteur van twee romans: Hoe ik nimmer de Ronde van Frankrijk voor min-twaalfjarigen won (en dat het me spijt) uit 2009 en Gelukkig zijn we machteloos uit 2011. In de loop van 2014 zal Dieven van vuur verschijnen, een roman die draait rond een leegstaand appartementsgebouw in het Antwerpen van de jaren '90 en ’80.

Nr 1.
De roman waar ik momenteel aan werk, speelt zich deels af tijdens de jaren negentig, in de wijk ’t Zuid in Antwerpen, waar ik toen woonde. Ik zat vaak in café de Nieuwe Linde en ook J.M.H. Berckmans zat daar met regelmaat. Ik vond hem een bizarre verschijning die altijd schreeuwde, ergens in de hoek van het café, nooit echt rechtop zat of liep, maar altijd hing, de tanden in zijn mond bruin en verweerd, zijn ogen doelloos zwemmend in veel te grote kassen. Maar mensen die wél eens een boek lazen, gingen graag met hem om en waren opvallend liefdevol en geduldig. Ik was gewoon een beetje bang voor hem, denk ik. Dit jaar las ik voor het eerst een boek van Berckmans, Taxi naar de Boerhaavestraat. Harde, fantasierijke, grimmige, groffe, geestige en bij momenten fenomenaal geschreven fragmentarische verhalen. Ik ga eens in ’s mans oeuvre duiken, zo heb ik me voorgenomen.


J.M.H. Berckmans. Taxi naar de Boerhaavestraat. Nijgh & Van Ditmar, 159 p.

Nr 2.
Don’t believe the hype, wil de eigenzinnige eindejaarslijstjesmaker zichzelf natuurlijk graag voorhouden en dus, terwijl iedereen oreerde over de klassieker Light Years van James Salter en zijn nieuwe roman All That Is, liet ik die boeken lekker eigenwijs links liggen en ging voor A Sport And A Pastime waarvan nogal wat mensen beweren dat het een a-typische Salter roman is – geen idee – maar ik dacht: laat ons het not believen van de hype even een handje helpen. Nou mooi niet dus. In een Frans dorpje volgt een weergaloos onbetrouwbare verteller een jonge Amerikaanse dandy. Fabelachtig geschreven met jaloersmakend oog voor detail. Inclusief enorm veel seks scènes en die seks scènes zijn tevens de allerbeste scènes, tout court, die ik het afgelopen jaar heb gelezen.


James Salter. A Sport And A Pastime. Farrar, Strauss and Giroux, 200 p.

Nr 3.
Wat voor brommertje met verchroomd stuur achter op de binnenplaats? + Een slaper van Georges Perec.
Ik ben al een tijdje bezig met het complete oeuvre van de Franse schrijver Georges Perec (voor veel mensen bekend van het prachtige Het leven – een gebruiksaanwijzing) te verzamelen en dat valt niet mee want bijna niets ervan is nog in druk. Dus wie bijvoorbeeld Ruimten Rondom in de kast heeft staan en aan mij wil verkopen: heel graag. Wat voor brommertje… is een korte en bizarre novelle over een groep mensen die probeert een soldaat uit de Algerijnse oorlog te houden. Een speelse parodie op een heldendicht waarover de schrijver zelf zegt:
‘Lezers die ongevoelig zijn voor de kwaliteiten van dit heldendicht vinden in dit boekje voldoende uitweidingen en terzijdes om toch aan hun trekken te komen, in het bijzonder een recept voor rijst met olijven dat zelfs de meest kieskeurige eter tevreden zal stellen.’
En zo is het. Een slaper is een totaal ander boek. Een ijzingwekkende, trage novelle over een student die besluit dat zijn bed zijn huis is. Waarom? Geen idee. Maar het is prachtig geschreven, volledig in de jij-vorm, wat je niet vaak ziet – waarom eigenlijk niet? – en ondanks het feit dat dit boekje nauwelijks meer dan 100 pagina’s beslaat, kan je er uren over doen omdat de zinnen van Perec voortdurend om herlezen vragen.


Georges Perec. Een slaper. Bruno A.W., 108 p.
Georges Perec. Wat voor brommertje met verchroomd stuur achter op de binnenplaats?De Arbeiderspers, 85 p.

Ik las ook boeken die dít jaar verschenen. En in deze barre boekentijden raad ik graag enkele erg goede romans aan van collega’s die met wat goede wil tot ‘mijn generatie’ mogen worden gerekend: De weg naar zee (Elke Geurts), Van dode mannen win je niet (Walter van den Berg), De nacht van Lolita (Rob Waumans), Wij en ik (Saskia De Coster) en wilt u asjeblieft, asjeblieft, ook af en toe aan Thomas Blondeau blijven denken?

zondag 15 december 2013

De Top Drie (7) van ...


Chrétien Breukers (1965) is schrijver en dichter. Dit jaar verscheen zijn veelgeprezen essaybundel Het eerste gedicht, over het lezen van poëzie. In 2014 verschijnt bij uitgeverij Marmer zijn prozadebuut Een zoon van Limburg, verhalen uit mijn diaspora, een boek waarin Breukers zijn houding tegenover zijn geboorteprovincie uiteenzet. In het najaar zal er een grote bloemlezing uit de Nederlandse poëzie van 1890 tot 2014 verschijnen, die Breukers samen met Dieuwertje Mertens zal samenstellen.

Dit jaar was ik, verspreid over meerdere perioden, ongeveer tien weken in een stad dichtbij Berlijn. In het huis waar ik verbleef, en nog vaak hoop te verblijven, beschik ik over drie grote bloemlezingen, drie keer de Dikke Komrij, maar dan in het Duits, uiteraard. De Duitse poëzie, die ik slecht kende, en waarvan ik vooral de hoogtepunten had gelezen, de algemeen erkende hoogtepunten, bleek veel diverser en rijker te zijn dan ik dacht. Nummer 3 op mijn lijst komt voort uit deze late kennismaking.

Nr 3.
Sarah Kirsch is dit jaar gestorven, op 5 mei. Ik schreef op 11 augustus dit jaar over haar: ‘Een type, Sarah Kirsch. Niet zomaar iemand om zonder handschoenen aan te pakken. Toch schreef ze natuur- en liefdeslyriek die niet meteen opstandig of revolutionair of tegendraads te noemen is. Maar karakter had ze in overvloed, en daarom werd ze op den duur ook, zoals zoveel dichters, uit de DDR gezet. Ausgebürgert. Haar overkwam het in 1977, nadat ze een jaar eerder een petitie voor Wolf Biermann had ondertekend.
Dit jaar is een heruitgave verschenen van Sämtliche Gedichte (2005), met al haar dichtbundels die tot 2005 zijn verschenen. Haar poëzie is inderdaad ‘gewoon’, weinig spectaculair, maar als je de gedichten leest herken je meteen dat er iets bijzonders gebeurt. Ze is een soort Duitse, en betere, versie van Judith Herzberg. Haar bekendste bundel is Rückenwind, die ze schreef nadat haar relatie met de schrijver Christoph Meckel was stukgelopen.


Sarah Kirsch. Sämtliche Gedichte. DVA, München 2013, 560 p.

Nr 2.
De weinig optimistische titel van het dagboek van Imre KertészLetzte Einkehr (Laatste Inkeer) lijkt me gerechtvaardigd. Kertész is niet meer de jongste, en hij heeft Parkinson. In het dagboek maakt hij korte metten met alles, met zijn schrijverschap, zijn leven, zijn schrijven. Dat wil niet zeggen dat hij niet zelfbewust is, en weet wat de waarde van zijn werk is. Integendeel. Hij weet dat zijn werk, zijn boeken, geschreven omdat hij Auschwitz kon overleven, een belangrijk bericht zijn. De vraag is alleen: voor wie? En wie ontvangt het zonder ruis op de lijn? Ondertussen woont Kertész, na zijn Berlijnse jaren, weer in Hongarije. Daar is het antisemitisme nog virulenter dan tijdens een bijeenkomst van het Palestinacomité. Ook Kertész krijgt daarmee te maken, net als zijn naamgenoot Ákos Kertész, die inmiddels asiel heeft aangevraagd in Canada. Budapest is maar veertienhonderd kilometer van Utrecht, waar ik woon.


Imre Kertész. Letzte Einkehr, Tagebücher 2001-2009. Rowohlt, Berlijn 2013, 464 p.

Nr 1.
Dit jaar stierf mijn vriend Joris van Groningen. Ik erfde onder meer zijn collectie W.F. Hermans, en die boeken heb ik dit jaar een voor een gelezen en herlezen. Het boek dat de meeste indruk op mij maakte, was Ik heb altijd gelijk. Die hamerende stijl. Die explosiviteit. Gek genoeg ontroerde het mij. Lodewijk Stegman is wanhopig, hij schreeuwt het uit; hij weet zich, letterlijk, geen raad. Maar hij heeft, inderdaad, gelijk, al is het geen mooi of hoopvol gelijk. De wereld waarin hij terugkomt, na in Indië te hebben gevochten, is stuk, weg, - en het komt nooit meer goed. Onlangs verscheen De mislukkingskunstenaar, deel 1 van de biografie die Willem Otterspeer aan Hermans wijdde. Het is een mooi, zij het overdadig boek, maar wel een waardige bekroning van een voor mij merkwaardig Hermansjaar. Via Joris is Hermans mijn favoriete Nederlandse schrijver (van dit moment) geworden; een handreiking over de rand van zijn urn heen.


W.F. Hermans. Ik heb altijd gelijk. Van Oorschot, Amsterdam 1979 (tiende druk), 264 p.