Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

donderdag 19 december 2013

De Top Drie (11) van ...


Yannick Dangre (1988) debuteerde op 22-jarige leeftijd met de roman Vulkaanvrucht, die werd bekroond met de Debuutprijs. Zijn eerste dichtbundel, Meisje dat ik nog moet, verscheen in 2011 en werd genomineerd voor de C.Buddingh’-prijs en kreeg de Herman De Coninckprijs. Eind 2012 verscheen zijn tweede roman Maartse kamers. Dangre schrijft regelmatig voor De Groene Amsterdammer, nrc.next en De Morgen. Momenteel werkt hij aan zijn derde roman, die eind 2014 bij De Bezige Bij verschijnt.

Nr 1. 
Ik ontdekte De meester en Margarita van Michail Boelgakov dit jaar op aanraden van mijn geliefde en ben het in het magazijn van Van Oorschot zelf gaan halen omdat je het haast nergens meer kunt vinden. De meester en Margarita is een prachtig dubbelverhaal waarin je leest hoe de duivel en zijn even groteske als fascinerende trawanten Moskou bezoeken terwijl de meester aan zijn grote roman voor zijn geliefde Margarita werkt. In afwisselende hoofdstukken krijgen we ook die roman-in-wording te lezen. De meester geeft in zijn boek een uiterst originele draai aan het evangelie door het vanuit het standpunt van een vermoeide Pilatus te vertellen. Hij moet de tegen zijn zin tot Verlosser uitgeroepen Jezus berechten. Alles baadt in vermoeidheid, duisternis, en vooral in de volstrekte afwezigheid van het besef van de historische gevolgen van Pilatus' beslissing. Als de duivel ondertussen Margarita ontmoet, komt alles samen. Het is een boek van een zelden geziene verbeeldingskracht, al was het maar omdat je op dezelfde pagina's meeleeft met Jezus, de duivel, een roodharig wezen met een slagtand, Pilatus en twee jonge verliefde mensen. Ze zijn allen volstrekt geloofwaardig. Van dit boek zou je zelf deel willen uitmaken.


Michail Boelgakov. De meester en Margarita. Van Oorschot, 564 p.

Nr 1. 
Ik hou al zo lang ik er enig bewustzijn op nahoud van Italië, dus La Superba van Ilja Leonard Pfeijffer wilde ik absoluut lezen, temeer daar het, zoals Pfeijffer in zijn roman zelf ook aangeeft, over een stad, Genua, gaat die nog geen tig keer in de literatuur beschreven is. Rome, Venetië, Firenze, dat kennen we allemaal wel, Genua is redelijk fris literair terrein. Pfeijffer leidt de lezer langs de hele stad, haar groezelige inwoners, haar immigranten, haar gekken, haar travestieten, maar laat je in de eerste plaats ronddwalen in de geesteswereld van hoofdpersonage Ilja. Heel veel maakt hij niet mee, zijn verblijf is meer een samenraapsel van andermans verhalen en van zijn eigen geprojecteerde liefdes, maar dat doet het hem net. De plot is dat er geen plot is, net als in zijn leven. Je hebt een begin - een migratie naar Genua - maar daarna blijft alleen de fantasie over je eigen verblijf over, niet zelden om de miserabele werkelijkheid te ontkennen. Pfeiffer toont, in een somptueuze stijl, aan dat we zelf het sprookje zijn dat we in stand houden. En dat we het voor ons uit blijven duwen, tot in Genua toe.


Ilja Leonard Pfeijffer. La Superba. Arbeiderspers, 360 p.

Nr 1. 
Hoewel ik altijd mijn reserves heb bij Nobelprijswinnaars - meestal gaat het meer om het talent voor de juiste politieke mening dan enig ander talent - ben ik een gretig lezer van Tomas Tranströmer. Dit jaar kreeg ik De herinneringen zien mij, zijn verzameld werk, cadeau en dat was een goudmijn. Ik ga er geen poëzieanalyses op loslaten: gewoon lezen die fantastische gedichten.


Tomas Tranströmer. De herinneringen zien mij. De Bezige Bij, 361 p.


Geen opmerkingen: