Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

donderdag 15 oktober 2015

Waarom we knus contact zo fijn vinden

Bioloog Midas Dekkers kijkt graag naar verrassende parallellen tussen het dieren- en mensenrijk. Deze keer trakteert hij ons op een wetenswaardig en amusant werkje over onze opmerkelijke hang naar geborgenheid. 

Heeft Midas Dekkers nog een introductie nodig? We kennen de Nederlander als bioloog en schrijver, maar ook als mediafiguur. Gedurende meer dan vijfentwintig jaar vermaakte hij een grote schare luisteraars met radiocolumns over de relatie tussen mens en dier.
Inmiddels heeft de ‘schrijvende bioloog’ – die in 2016 zijn zeventigste verjaardag viert – meer dan vijftig titels op zijn conto. Vorig jaar nog verscheen De kleine verlossing of de lust van het ontlasten, waarin hij de diverse facetten van de menselijke stoelgang ontleedt met een flair die hem eigen is. Wat zijn werk zo bijzonder en populair maakt, zijn immers niet alleen de universele onderwerpen waarover hij schrijft maar ook zijn aanpak. Hij benadert het alledaagse op een aparte manier en doet dat met veel humor. 

Bondage 

In zijn nieuwe boek De thigmofiel neemt hij het verlangen naar geborgenheid onder de loep. De titel verwijst naar het Griekse thigmos, aanraking. Thigmofilie – de hang naar aanrakingen – is wijdverspreid in het dierenrijk. Een schoolvoorbeeld is de poes, die niets liever doet dan in een net iets te kleine doos te kruipen en zich tegen de wanden te vleien, maar ook de mol, het zoogdier met het grootst aantal tastorganen in de huid, is een toegewijde thigmofiel.
Maar de mens is wel dé thigmofiel bij uitstek, oppert Dekkers. Bij de geboorte is de tast het belangrijkste zintuig. Waarom worden baby’s rustig als ze ingebakerd worden? Strak ingewikkeld in doeken, voelen ze zich alsof ze weer in de baarmoeder zijn, dé tempel van de geborgenheid. Als een kind groter wordt, nemen de andere zintuigen de overhand tot de volwassenheid aanbreekt en het tijd wordt voor seks.
“Als geliefde geef je je eindelijk weer bloot als een klein kind. Zo grijp je gemakkelijk terug op oud repertoire: het huid-op-huidcontact, omarmen, zuigen, strelen, tepelzoeken en al dat andere toetasten. Ook bij de voorbereiding – benen scheren, huidcrèmes, nylonkousen, satijn en fluweel – komt de thigmofiel aan zijn trekken. Tenzij hij als kind te veel tekort is gekomen. Nooit ingebakerd. Dan is een arm of zijden slipje niet genoeg. Dan wil hij bondage. Beter laat dan nooit.” 

Bewoond oor 

We lezen over de heiligdommen van de thigmofiel, zoals de douchecel, het alkoof, de ouderwetse telefooncel, maar ook over issues zoals claustrofobie, de intimiteit van het lippenstiften, en de eigenaardigheden van palolowormen. Pittige anekdotes ontbreken niet, bijvoorbeeld dit verhaal over een vrouw die zich met hevige oorpijn meldde op de spoeddienst van een ziekenhuis in New Orleans: “Dokter Kevin O’Toole keek niet eens verbaasd op toen hij in de gehoorgang een volwassen kakkerlak aantrof. Dat gebeurde wel vaker: New Orleans telt heel wat arme buurten. Bijzonder werd het pas toen ook het andere oor bewoond bleek. ” Jawel, ook daar bleek een kakkerlak te huizen. 
Dekkers hanteert een lekker spontane, associatieve stijl. Soms weidt hij overdreven uit en bepaalde associaties lijken vergezocht, maar dat ondermijnt het leesplezier niet. Zonder dat je er erg in hebt leer je voortdurend bij. Zo kom je in de kakkerlakkenepisode ook te weten dat de beesten al 280 miljoen jaar bestaan. 

“De dinosauriërs hebben ze zien komen en gaan; continenten verschoven, gebergten rezen en daalden weer als de roklengte van vrouwen, maar de kakkerlakken bleven op hun post. In hun spleet. Achter boomschors. Onder dood blad. Tussen de archaeopteryxjes in hun nest. In de pijpen van de broek die u morgenochtend aan zult trekken.” 

Dat De thigmofiel verschijnt net nu de dagen korten en de temperatuur daalt, is vast geen toeval. Het is een perfect boekje om te lezen onder de wol, of met een deken om bij de haard. Liefst zonder kakkerlakken in de buurt.

De Thigmofiel, Middas Dekkers. Uitgeverij Atlas-Contact, 128 p. Deze recensie verscheen op 13 oktober in De Morgen.