Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

zondag 22 maart 2015

Vermakelijke of irritante navelstaarderij?

De debuutroman van de Amerikaanse all-round kunstenares Miranda July was al voor hij in de rekken lag een hype. Maar is De eerste foute man de hype waard?

Miranda July (°1974) is niet de eerste de beste debutante. Maandenlang hebben lezers wereldwijd reikhalzend de verschijning van haar romandebuut afgewacht. De Amerikaanse, die uit een schrijversmidden afkomstig is, begon haar loopbaan als performancekunstenaar, maar heeft inmiddels bewezen dat ze in vele kunsten thuis is. In 2005 raakte ze internationaal bekend met de film Me and You and Everyone We Know, waarvoor ze de Caméra d’Or won in Cannes. Twee jaar later zette ze de literaire wereld in vuur en vlam met de verhalenbundel Niemand hoort hier meer dan jij, die aangeprezen werd door George Saunders en Dave Eggers en waarvan meer dan tweehonderdduizend exemplaren over de toonbank gingen.

Onhandige eenlingen

July’s korte verhalen worden bevolkt door onhandige eenlingen die bizarre fantasieën koesteren en weinig van het leven terechtbrengen. Ze verzeilen om de haverklap in absurde en ontzettend genante situaties, waardoor je bij het lezen ten prooi valt aan plaatsvervangende schaamte. Wie aan De eerste foute man begint, krijgt ook met dat gevoel te kampen. De verteller, Cheryl Glickman, is een 43-jarige alleenstaande vrouw die door het leven gaat met een constante krop in de keel, een aandoening die ‘globus hystericus’ heet en met psychotherapie moet behandeld worden. Ze werkt van thuis uit en heeft haar eenzaamheid dwangmatig georganiseerd. “Net als rijkelui heb ik een inwonende bediende die alles netjes bijhoudt – en omdat ik zelf die bediende ben, wordt mijn privacy niet geschonden.”
Cheryl gebruikt geen servies maar eet uit de pan, stopt haar vuile kleren rechtstreeks in de wasmachine en als ze een voorwerp van plaats moet verleggen, ‘carpoolt’ ze alle andere voorwerpen die dezelfde richting op moeten mee. De enige twee zielen die haar nauw aan het hart liggen, zijn Kubelko Bondy, een imaginaire baby die zich nu en dan in een willekeurig kind manifesteert, en Phillip, die tweeëntwintig jaar ouder is dan zij, in het bestuur zetelt van de vereniging waar ze voor werkt en met wie ze in haar dromen al jaren is getrouwd.

Karikaturen

In deze debuutroman bevestigt July haar status als ‘the queen of awkwardness’. Ongemakkelijke scènes en absurditeiten rijgen zich aan elkaar, wat best vermakelijk is. Cheryl beslist ‘het kacheltje op te stoken’ en haar gevoelens tegenover Phillip te uiten. In diezelfde periode komt de 19-jarige dochter van haar bazen inwonen, een blonde stoot die het huis op zijn kop zet en Cheryl met tegenstrijdige gevoelens opzadelt.
Dat July talent heeft, staat buiten kijf. Ze excelleert in gewiekste observaties en spitse dialogen
Aanvankelijk voel je mee met Cheryl, die natuurlijk tegen de lamp loopt wat Phillip betreft en met een onbeschofte logee met schimmelvoeten wordt opgescheept. Helaas blijft het personage niet boeien. Ze mag dan wel een bewogen innerlijk leven hebben en zich laven aan excentrieke seksuele fantasieën, maar in de omgang is ze een voetveeg. Ze laat de anderen over zich lopen en krijgt iets pathetisch.
Dat July talent heeft, staat buiten kijf. Ze excelleert in gewiekste observaties en spitse dialogen en verrast haar lezers geregeld met een onverwachte, hilarische wending. Het volstaat evenwel niet om hier een sterke roman van te maken. De eerste foute man leest te veel als een aaneenschakeling van absurditeiten, de hoofdlijn is voorspelbaar en het slot zwelgt in sentiment. De personages doen zo erg aan navelstaarderij dat ze karikaturen worden en hun geloofwaardigheid verliezen. In een kort verhaal had de schrijfster Cheryl en haar kompanen vast een betere rol kunnen geven.


De eerste foute man, Miranda July. Vertaling: Gerda Baardman en Lydia Meeder. De Bezige Bij, 288 p.
Deze recensie verscheen op 18 maart in De Morgen.

Geen opmerkingen: