De debuutroman van
de Amerikaanse all-round kunstenares Miranda July was al voor hij in de rekken
lag een hype. Maar is De eerste foute man
de hype waard?
Miranda July (°1974) is niet de eerste de beste debutante. Maandenlang
hebben lezers wereldwijd reikhalzend de verschijning van haar romandebuut afgewacht.
De Amerikaanse, die uit een schrijversmidden afkomstig is, begon haar loopbaan als
performancekunstenaar, maar heeft inmiddels bewezen dat ze in vele kunsten
thuis is. In 2005 raakte ze internationaal bekend met de film Me and You and Everyone We Know,
waarvoor ze de Caméra d’Or won in Cannes. Twee jaar later zette ze de literaire
wereld in vuur en vlam met de verhalenbundel Niemand hoort hier meer dan jij, die aangeprezen werd door George
Saunders en Dave Eggers en waarvan meer dan tweehonderdduizend exemplaren over
de toonbank gingen.
Onhandige eenlingen
July’s korte verhalen worden bevolkt door onhandige
eenlingen die bizarre fantasieën koesteren en weinig van het leven
terechtbrengen. Ze verzeilen om de haverklap in absurde en ontzettend genante
situaties, waardoor je bij het lezen ten prooi valt aan plaatsvervangende
schaamte. Wie aan De eerste foute man
begint, krijgt ook met dat gevoel te kampen. De verteller, Cheryl Glickman, is een
43-jarige alleenstaande vrouw die door het leven gaat met een constante krop in
de keel, een aandoening die ‘globus hystericus’ heet en met psychotherapie moet
behandeld worden. Ze werkt van thuis uit en heeft haar eenzaamheid dwangmatig
georganiseerd. “Net als rijkelui heb ik een inwonende bediende
die alles netjes bijhoudt – en omdat ik zelf die bediende ben, wordt mijn
privacy niet geschonden.”
Cheryl gebruikt geen servies maar eet uit de pan, stopt haar
vuile kleren rechtstreeks in de wasmachine en als ze een voorwerp van plaats
moet verleggen, ‘carpoolt’ ze alle andere voorwerpen die dezelfde richting op
moeten mee. De enige twee zielen die haar nauw aan het hart liggen, zijn
Kubelko Bondy, een imaginaire baby die zich nu en dan in een willekeurig kind
manifesteert, en Phillip, die tweeëntwintig jaar ouder is dan zij, in het
bestuur zetelt van de vereniging waar ze voor werkt en met wie ze in haar dromen
al jaren is getrouwd.
Karikaturen
In deze debuutroman bevestigt July haar status als ‘the queen
of awkwardness’. Ongemakkelijke scènes en absurditeiten rijgen zich aan elkaar,
wat best vermakelijk is. Cheryl beslist ‘het kacheltje op te stoken’ en haar
gevoelens tegenover Phillip te uiten. In diezelfde periode komt de 19-jarige
dochter van haar bazen inwonen, een blonde stoot die het huis op zijn kop zet
en Cheryl met tegenstrijdige gevoelens opzadelt.
Dat July talent heeft, staat buiten kijf. Ze excelleert in gewiekste observaties en spitse dialogen
Aanvankelijk voel je mee met Cheryl, die natuurlijk tegen de
lamp loopt wat Phillip betreft en met een onbeschofte logee met schimmelvoeten
wordt opgescheept. Helaas blijft het personage niet boeien. Ze mag dan wel een
bewogen innerlijk leven hebben en zich laven aan excentrieke seksuele
fantasieën, maar in de omgang is ze een voetveeg. Ze laat de anderen over zich
lopen en krijgt iets pathetisch.
Dat July talent heeft, staat buiten kijf. Ze excelleert in gewiekste
observaties en spitse dialogen en verrast haar lezers geregeld met een
onverwachte, hilarische wending. Het volstaat evenwel niet om hier een sterke
roman van te maken. De eerste foute man
leest te veel als een aaneenschakeling van absurditeiten, de hoofdlijn is
voorspelbaar en het slot zwelgt in sentiment. De personages doen zo erg aan
navelstaarderij dat ze karikaturen worden en hun geloofwaardigheid verliezen.
In een kort verhaal had de schrijfster Cheryl en haar kompanen vast een betere
rol kunnen geven.
De eerste foute man, Miranda July. Vertaling: Gerda
Baardman en Lydia Meeder. De Bezige Bij, 288 p.
Deze recensie verscheen op 18 maart in De Morgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten