Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 7 februari 2014

Oh la la!


Ze kijkt me strak aan. 'Ik reken op je discretie,’ zegt ze. ‘Niemand in de straat weet het.' 
'Het is niet iets dat je zomaar rondvertelt,' zeg ik. 
'Toch niet aan iedereen.' 
'Nee.' 
'Vroeger was het erger,' zegt ze. 'Vroeger werd erover gezwegen. Nu zijn we opener geworden.' 
'Hoe dikwijls...?' 
'Twee keer.' 
'Twee keer per week?' 
'Twee keer per maand. We gaan twee keer per maand.' 
'Al lang?' 
'Oh la la!' Ze lacht kort. Haar kinnen trillen. 

Ik weet redelijk veel van haar, maar wat ze me net heeft verteld is nieuw. Ze heeft me nog nooit een confidentie gedaan. Al mijn informatie komt van monsieur G., die hier tegenover woont en over iedereen in het dorp een verhaal heeft. Hij heeft me verteld dat ze uit een stad in het midden van Frankrijk komt (terwijl ik dacht dat ze hier was opgegroeid en het dorp nooit had verlaten), van hem weet ik dat ze niet zo lang geleden hertrouwd is (ik ging ervan uit dat zij en haar partner hun veertigste huwelijksverjaardag hadden gevierd), en hij is het ook die me gezegd heeft dat de meneer met het zwart achterovergekamd haar die soms in de straat aan snelwandelen doet haar eerste echtgenoot is (en geen vriend van het huis, zoals ik vermoedde) en dat hij nu samenleeft met een Venezolaan. 

Na elk nieuw verhaal van monsieur G. zie ik in dat ik foute veronderstellingen heb gemaakt. Ik kan er weinig aan doen. Ik veronderstel voortdurend. Ik kruis iemand op straat en zie een leven voor me. Een bepaalde oogopslag, een kapsel, schoenen… het zijn de pietluttige details die het hem doen. Waarschijnlijk zijn mijn aannames verkeerd, maar daar sta ik op het ogenblik zelf niet bij stil. Ik denk niet in termen van veronderstellingen. Ik kijk en ik zie, meer niet. We hebben allemaal onze eigen perceptie. Onze eigen waarheden ook. De Franse dramaturge Yasmina Reza illustreert dat uitstekend in haar tweede roman, Heureux les heureux (2013), nu bij De Bezige Bij verschenen als Gelukkig de gelukkigen. We krijgen een dwarsdoorsnede van het leven van een aantal mensen die in dezelfde cirkels bewegen. Achttien vertellers komen om de beurt aan het woord, en elke verteller heeft direct of indirect een band met een of meer andere vertellers. 
De eerste verteller is Robert Toscano, een financieel journalist bij een krant. Met zijn vrouw Odile is hij in de supermarkt en ze maken ruzie over de boodschappen. Het loopt uit de hand. Hij heeft weinig geduld, toegegeven, maar zij gedraagt zich ridicuul en maakt een dommige indruk. Twee hoofdstukken verder is zij de verteller. Ze komt met Robert thuis na een diner bij vrienden en observeert hoe hij van een voorkomende gesprekspartner weer zijn nerveuze en prikkelbare zelf wordt. Odile laat zich hier kennen als een gevoelige vrouw die de kleine kanten van haar man kent, zich op de achtergrond stelt, hem subtiel manipuleert en een greintje tederheid aan hem weet te ontlokken. 
In de verhalen van de volgende vertellers duikt Odile nog enkele keren op en telkens moeten we onze opinie bijstellen. Dat geldt voor elk van de achttien vertellers. Reza luist haar lezers erin: ze biedt ons een bepaald perspectief aan, wij maken onbewust een aantal veronderstellingen en daarna ontkracht ze die. 

Hoe bizar sommige personages ook zijn, toch kunnen we ze moeiteloos naar ons leven extrapoleren. Gelukkig de gelukkigen gaat in mijn ogen vooral over kleinmenselijkheid. Reza legt de vinger op onze zwakheden en heeft een scherp oog voor het groteske detail. Foute reacties, misplaatste gedachten, observaties die eigenlijk niet kunnen… Reza laat glimlach en schaamrood duelleren. 

De kinnen, zie ik, trillen niet meer. Hoelang zwijgen we al? Is het van mijn gezicht af te lezen dat ik er met mijn gedachten niet bij ben? 
'Bedankt voor de uitnodiging,’ zeg ik snel. Ik probeer mijn stem extra hartelijk te laten klinken. 
'Ik dacht wel dat het je zou interesseren. Jou persoonlijk of vanuit journalistiek oogpunt.' 
Ik bekijk het papier in mijn hand. ‘Twee maart?’
'Twee maart.'
'Tegen wanneer moet ik antwoorden?'
'Geen haast bij.'
'Oké.' 
Ze neemt afscheid en loopt naar de auto. Voor ze instapt, draait ze zich om. ‘Je kan met mij meerijden,' roept ze. 

Gelukkig de gelukkigen, De Bezige Bij, 208 p.

Geen opmerkingen: