Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 25 januari 2013

Kleine aardbevingen


Zaterdagmorgen heb ik Stoner uitgelezen van de Amerikaanse auteur John Williams (1922-1994). De roman gaat over het levensverhaal van een man van boerenkomaf die geboren wordt aan het eind van de negentiende eeuw en gedurende veertig jaar Engelse letterkunde doceert aan Columbia University, over zijn mislukt huwelijk met een meisje van een gegoede familie, over zijn dochter die van een leergierig stil kind een alcoholverslaafde wordt, over zijn gedoemde affaire met een studente, over de vetes aan de universiteit, over zijn liefde voor zijn vak. 

Ik las de roman in bed terwijl de regen tegen het raam sloeg. Ik had bepaalde verwachtingen. Maartje Wortel noemde het een van haar drie beste boeken van 2012. Ze mailde me dat ze na afloop had gehuild, met lange uithalen en al. Arnon Grunberg schreef over Stoner op zijn weblog. Nadat hij het boek had gelezen zou hij naar de film gaan. Hij zegde de afspraak af en bleef thuis. 

Toen Stoner uit was, bleef ik in bed zitten. Een episode uit mijn kinderjaren kwam boven. We woonden in een rijhuis in de voorstad. De straat stonk naar uitlaatgassen, maar daar hadden mijn zussen en ik geen last van. Het huis was licht en hoog met glazen tussendeuren, veel trappen en een koer met witgekalkte muren en klimplanten waar in de lente roze en lila bloemen op stonden. Elke morgen voor mijn moeder ons naar school bracht, ging ik kijken of er een nieuwe bloem was uitgekomen. Ze bloeiden één dag. 

Geregeld voltrokken zich kleine aardbevingen. Dan trilde het glas in zijn sponningen en gingen de lijsten aan de muren schommelen. Mijn zussen en ik schrokken daar in het begin van. Het wende, we gingen het zelfs grappig vinden, al bleef het mij altijd verbazen dat het hele huis kon daveren van één enkele passerende vrachtwagen. Het ander verkeer, een niet aflatend geruis dat in elke kamer doorklonk, hoorden mijn zussen en ik niet. 

We hadden twee woonkamers, een op het gelijkvloers aan de achterkant van het huis en een op de eerste etage aan de straatkant. In de week leefden we in de benedenliving. Daar leerde ik lezen en schrijven. In het weekend haalde mijn vader zijn Olivetti soms uit zijn bureau. Verhaaltjes bedenken werd een excuus om die machine te gebruiken. 
Op zondag, als er geen vrachtwagens reden, installeerden we ons boven. Dan legde mijn vader platen op. We luisterden naar de negende symfonie van Beethoven, naar Peter en de wolf, naar The Beatles en The Stones, maar in mijn herinnering vooral naar Hoe sterk is de eenzame fietser van Boudewijn De Groot. 
De badkamer lag naast de woonkamer. Het enige wat ik er nog van weet is dat mijn vader ons daar op een dag mormels heeft genoemd. Het was een van de zeldzame keren dat ik hem zijn kalmte zag verliezen. 

De hele zaterdag en ook de zondag na Stoner speelde dat huis waar ik van mijn vijfde tot mijn tiende heb gewoond door mijn hoofd. Duidelijke scènes ontrolden zich. Ik zag het aan, nieuwsgierig, bijna alsof het over iemand anders ging. 
Ik sliep op de hoogste etage. Elke avond ging ik gedwee naar boven, met een boek onder de arm. Op een afgesproken tijdstip kwam mijn vader het licht uitdoen. Als ik hoorde dat hij weer beneden was, deed ik het licht weer aan en las ik verder. Soms keerde hij op kousenvoeten terug en ging hij op de trap zitten. Na een minuut of zo gleed ik uit bed. Bij de schakelaar bleef ik enkele tellen staan luisteren. Nadat ik het licht had aangeknipt, wachtte ik weer even, dan sloop ik naar mijn bed en kroop onder de lakens. Als het dan nog stil bleef, nam ik mijn boek. De spanning verhoogde het leesplezier. 
Mijn vader wachtte altijd tot ik enkele bladzijden verder was en het verhaal me in de greep had voor hij in de deuropening verscheen. Daar stond hij me dan zwijgend aan te kijken. Het verschot volstond om te beloven dat ik het nooit meer zou doen, en dat meende ik, maar ‘s anderendaags kon ik niet aan de verleiding weerstaan, ook omdat ik wist dat mijn vader dan niet wantrouwig was en direct naar beneden ging. Op die avonden las ik tot mijn ogen dichtvielen. 

Zonder die oude schrik om betrapt te worden was ik niet de lezer geworden die ik nu ben, besefte ik dit weekend. Niet zo rusteloos, niet zo hongerig. Daar had ik nooit bij stilgestaan. Stoner gaat nog meer loswoelen, dat voel ik. De eenvoud, eerlijkheid en berusting van het personage stimuleren introspectie en maken dit verhaal over een gewoon leven tot een roman met het effect van een kleine aardbeving, zoals de vrachtwagens in mijn oude straat. 

Stoner (John Williams) , Lebowski, 304 p. Een recensie vindt u hier.

1 opmerking:

Blimundus zei

Net uitgelezen. John Williams heeft weinig woorden nodig om veel te zeggen! Een gans leven in zo'n klein boekje... De directe omgeving van Stoner is zijn leven snel vergeten, maar het is des te echter.

Niet belangrijk, maar wie je stukje leest zal denken dat het verhaal zich afspeelt aan Columbia in NY, in de plaats van ergens in Missouri...