Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

woensdag 9 januari 2013

Een subtropisch zwemparadijs


Ik moest in het postkantoor zijn, voor de tweede keer van de dag. ‘s Winters is het postkantoor van dit dorp de warmste plaats van de wijde omstreken. De laatste weken kom ik er vaker dan me lief is, al is zo’n bezoek altijd bijzonder, ook deze keer.
Ik weet niet hoe uw lokaal postkantoor eruitziet, maar het mijne is gehuisvest tegenover een fontein met twee kranen, waar wielrenners hun dorst lessen na de klim naar het dorp. Waarom die fietsers per se de postkranen willen, is me onduidelijk want dit dorp telt een ruime keuze aan fonteinen, alleen al in het centrum zijn er bij mijn weten vijf, er is er zelfs één waarin Rod Stewart zijn kapsel heeft opgefrist. Dat gebeurde in 2007. Ik zat met mijn zoon van vier op het terras van de Bar des Boulistes toen Rod Stewart aan de tafel naast de onze ging zitten, ik herkende hem aan zijn kapsel. Ik fluisterde mijn zoon toe dat ik vroeger (ik spreek van lang geleden) een fan was, maar hij had alleen aandacht voor een insect dat over zijn stoel liep. Zijn interesse vlamde pas op toen Rod Stewart zijn hoofd onder de fontein ging steken en dat was de fontein bij het politiekantoor, niet die van La Poste, waar ik nu passeerde, ik zei het al, voor de tweede maal van de dag.

Op de drempel bleef ik staan om diep in te ademen, toen trok ik de deur open en dook ik naar binnen. Het postkantoor is toegankelijk via een ouderwets deurensas dat de luchtcirculatie minimaal houdt, waardoor het daarbinnen in deze tijd van het jaar, als de verwarming openstaat en de klanten toestromen, zo vochtig en heet is als in een subtropisch zwemparadijs. Ook nu was dat zo, de man achter het loket glom ervan en had de mouwen van zijn hemd hoog opgerold. Er stond veel volk te wachten, maar gelukkig was het tweede loket open, wat zeldzaam voorkomt. Het gebeurt frequent dat de wachtruimte tjokvol is en het tweede loket ineens gesloten wordt. De werkwijze van de lokale postbeambten is niet te doorgronden, tenminste toch niet door mij. Iemand zoals Thomas Heiselberg zou er waarschijnlijk een logica in vinden, maar hij is een geval apart. Ik weet niet of zijn hoofd nu nog zo helder is – áls hij nog leeft moet hij tegen de honderd zijn – maar in zijn jonge jaren stond hij wijd en zijd bekend om zijn inzicht.

Uit zijn leven ken ik vooral de periode tussen 1938 en 1941. Hij werkte toen in Berlijn voor Milton, een Amerikaans bedrijf gespecialiseerd in marktonderzoek. Hij was werkelijk een briljant onderzoeker, eloquent, intelligent en ambitieus, alles wat u maar wil. Toen Kristallnacht plaatsvond en de dreiging van een wereldoorlog tastbaar werd, sloot Milton de vestiging in Berlijn en verloor Thomas Heiselberg zijn job, maar hij vond een nieuwe baan op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Duitsland was Polen toen binnengevallen en Thomas kreeg de taak zijn expertise als marktonderzoeker in te zetten om een model op te stellen van het Poolse volk. Hij volbracht die opdracht op briljante wijze, maar voorzag niet dat zijn onderzoek zou worden gebruikt om de misdaden tegen Polen en joden te rechtvaardigen.
Jawel, een tragisch figuur, die Thomas Heiselberg.
Wat er na 1941 van hem is geworden weet ik niet. Hij begon zich vreemd te gedragen, hij wekte de indruk dat hij zijn verstand kwijt was, maar misschien is dat een verkeerde interpretatie van mij, misschien denk ik dat te snel.

Die bespiegeling maakte ik terwijl ik in het postkantoor mijn beurt afwachtte. Een dame die ik niet kende staarde me aan en glimlachte uitgebreid, vriendelijk maar ook in een zekere zin verwachtingsvol, alsof ze me uitnodigde met haar in gesprek te treden maar zelf niet het initiatief wilde nemen. Een man die naar buitenging zei in het passeren iets luids en onverstaanbaars waar hij zelf hard om moest lachen. Vroeger vond ik dit soort gedrag vreemd, maar nu verwacht ik deze zaken in het postkantoor. Ik vermoed dat het de subtropische atmosfeer is die intimiteiten in de hand werkt. In dit lokaal van vijftien vierkante meter laten mensen hun drempels varen, de stijve agenten van het politiekorps delen handdrukken uit en maken grapjes, gesprekken tussen vreemden floreren, en buren vertrouwen elkaar secreten toe waar ze in hun eigen straat nooit over zouden reppen.
In deze dagen is La Poste, ik zei het al, de warmste plaats van het dorp.

Thomas Heiselberg is een van de twee hoofdpersonages van Goede mensen, een roman van de Israëlische auteur Nir Baram. Een recensie leest u hier

 Goede mensen, De Bezige Bij, 509 p.

 

Geen opmerkingen: