Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 11 januari 2013

Gekko's


We zaten in de uithoek van het terras, op de plek waar de schaduw van de eik ophield. Onze stoelen stonden een halve meter uit elkaar. Het viel me op dat we alle twee ons rechterbeen over ons linker hadden geslagen. Misschien had het te maken met een kosmisch streven naar orde, al kon het ook gewoonte zijn. Of toeval.

In het verlengde van onze benen lag het plantsoen waar ik drie lentes geleden Gazon japonais had gezaaid, nu verworden tot een wildernis van verdroogde bloembollen en bruine stengels. De nieuwe ster van het perk was een struik met oude rozen. Ik bekeek de plant met een ver doorgedreven aandacht. De zijvertakkingen waren bij hun wortel fuchsia van kleur.

Het geluid van kinderstemmen waaide in vlagen over van de speelplaats van de dorpsschool. Dichterbij kirden duiven en ruisten insecten. Ergens daartussenin klonk een soort gebrom dat zowel van een grasmaaier als van een motorvliegtuigje kon komen. Ik sloeg het in me op, net zoals de fuchsia voet van de rozentakjes, de symmetrie van onze benen, de nasmaak van de espresso die we na het eten hadden gedronken.

Door de takken van de eik scheen een wittige winterzon. Zoals we daar zaten, zwijgend en volstrekt onbeweeglijk, leken we op de gekko’s die in de zomer aan de zuidkant van het huis op de gevel zitten. Behalve stil en roerloos was ik bovendien (hier kon ik alleen voor mezelf spreken) vrij gedachteloos. De vakantie die pas was afgelopen, de buikgriep- en luizenplaag die de kinderen van school hadden meegebracht, de hardloopschema’s, de vijfhonderd pagina’s die ik nog moest lezen, het voornemen mijn economie op te schroeven: ik dacht er allemaal niet aan. Ik betrapte mezelf erop dat ik er bewust naar streefde het gekkowezen zo dicht mogelijk te benaderen.

Daar was welbeschouwd niets bizars aan. Het was zelfs een natuurlijke evolutie. De laatste roman die ik had gelezen, de eerste van 2013, was namelijk Gros-Câlin van Emile Ajar (*). Die gaat over Cousin, een man van 37 jaar die op zijn vrijgezellenflat in Parijs een python houdt. Cousin heeft geen familie of vrienden. Hij spiegelt zich voor dat hij gaat trouwen met Mademoiselle Dreyfus, een collega met wie hij elke dag de lift neemt en die hij niet durft aan te spreken. Om zijn behoefte aan affectie te stillen omarmt hij zichzelf soms, maar doeltreffender is de omhelzing van Gros-Câlin, zijn python. De meeste avonden spendeert hij in de greep van zijn slang.

Cousin is een eenzame, naïeve en wereldvreemde man, die voortdurend op zoek is naar zijn eigen identiteit. Al snel begon ik te houden van zijn absurde redeneringen, die vaak grappig waren en soms pijnlijk juist. Hoe vreemd hij zich ook gedroeg, toch wekte hij bij mij een hoge graad van empathie op, zelfs toen hij zichzelf begon te verwarren met zijn slang en de wekelijkse portie muizen die de poetsvrouw voor Gros-Câlin bracht, een voor een opvrat terwijl de poetsvrouw ernaast stond. Ik kon het gekraak van de botjes bijna voelen.

Hoe aten gekko’s? Hadden ze tanden? In mijn nieuwe hoedanigheid, besefte ik, was deze kennis essentieel. Ik was me aan het afvragen hoe gekko’s hun voedsel vingen toen een daling van de temperatuur me verraste. De gekkodroom vervloog.

Ik opende mijn ogen. Een wolk hing voor de zon. Het rumoer van de kinderen was weggevallen. Misschien was dat al een tijd zo. Ik moest opstaan, aan het werk gaan. Ik gluurde opzij. De ogen van mijn man waren open, maar ik kon niet uitmaken of hij bewust naar iets keek of dagdroomde.

Gros-Câlin (Emile Ajar), Mercure de France, 288 p. 


 (*) Gros-Câlin is de eerste roman van Emile Ajar. Het boek verscheen in 1974, werd als een meesterwerk onthaald en zette de Franse letterenwereld op zijn kop omdat niemand ooit eerder van Emile Ajar had gehoord. In 1975 won Ajar de Prix Goncourt voor zijn tweede roman La Vie devant soi. Dat Ajar een pseudoniem was van de grote Franse auteur Romain Gary, kwam aan het licht in 1981, een jaar na de zelfmoord van Gary, toen Vie et mort d'Emile Ajar verscheen, gesigneerd door Gary. Zodoende is Gary, die in 1956 al de Prix Goncourt won met Les racines du ciel, de enige Franse auteur die de Goncourt twee keer kreeg.

Geen opmerkingen: