Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 1 februari 2013

Adrie en Herman


De buurman stond voor de deur met drie kisten aan zijn voeten. In de kisten zaten minstens honderd boeken die hij had gevonden bij een verhuizing van vrienden. Hij vertelde dat de vorige eigenaars van het huis Nederlanders waren en dat ze behalve die boeken allerhande spullen hadden achtergelaten, zelfs de bedden en de zetels stonden nog op hun plaats. Toen ik mijn verbazing uitsprak, zette de buurman een plechtig gezicht op en zei hij dat die mensen met de noorderzon waren vertrokken, dat ze niet anders konden en dat het huis op een openbare veiling was verkocht. 

Nadat hij was vertrokken, hees ik de kisten over de drempel en sleepte ik ze tot voor het haardvuur waar ik op een kruk ging zitten en begon te sorteren. Ik maakte stapels Nederlands en Engels en in elke categorie een stapel met de boeken die ik wilde houden en een stapel om weg te geven. 

Bij het sorteren handhaafde ik een bepaalde methode. Zonder te kijken stak ik mijn hand in de kist, greep ik lukraak een boek en bracht dat tot bij mijn gezicht. De eerste twee romans die ik zo opviste waren In cold blood en Breakfast at Tiffany’s van Truman Capote. Ze kwamen gelegen want Breakfast at Tiffany’s wilde ik al heel lang lezen en mijn exemplaar van In cold blood heb ik uitgeleend aan iemand aan wie ik het niet ga terugvragen. 

Over die drie kisten deed ik twee uur. Elk boek doorbladerde ik, ook als ik al wist dat ik het niet zou houden. Sommige bleken aangekocht in de bouquiniste van het buurdorp, andere in Nederland, er was er zelfs een met een prijskaartje van de Bijenkorf voor twee en een halve gulden. Af en toe vond ik een datum, een naam of een opschrift. Ik kon afleiden dat de boeken hadden toebehoord aan een zekere Herman en Adrie en dat ze in hun bezit waren gekomen tussen 1976 en 2010. In de laatste roman, die van 2010, las ik “Voor je zeventigste verjaardag!” 

Minstens een van deze twee mensen koesterde een voorliefde voor thrillers en horror van Amerikaanse auteurs – paperbacks met donkere omslagen en titels in fluorescerende reliëfletters. Ik telde er wel veertig. In de bestsellerkist vond ik ook een rechtensyllabus, een reisgids van Cancún, een oud fotoboek over de Veluwe en een serie Bouquet Reeks romannetjes. 

Ook de klassiekers uit de wereldliteratuur konden Herman en Adrie bekoren. Zo viste ik The Great Gatsby op en Honderd jaar eenzaamheid, Schuld en boete, Lady Chatterley’s minnaar, Tortilla flat, De hobbit en de drie delen van In de ban van de ring

De boeken waar ik het vrolijkst van werd waren onbekenden. Zoen van Adriaan van Dis (een mooi dun boekje van zes op twaalf centimeter met een baksteenrode harde kaft), Kantoortaal van Wim de Jong en Henrico Prins (volgens het opschrift op de eerste bladzijde vreemd genoeg een moederdaggeschenk, gedateerd 9 mei 1999), Slapstick van Kurt Vonnegut (een soort autobiografie als ik de eerste zin mag geloven), het vroege surrealistische werk Maldoror van de in Montevideo geboren Fransman Isidore Ducasse (1846-1870) die schreef onder het pseudoniem Comte de Lautréamont, The Fan Man van William Kotzwinkle (aangekondigd als “outrageously funny”), Wie de schoen past wordt vermoord van Francs Durbridge (een detective van 1967 en het meest doorleefde boek van de stapel) en het Boekenweekgeschenk van 1994, Transit van Hella Haasse, een novelle waar ik direct aan ben begonnen omdat ik de beginsituatie op de achterflap had gelezen en moest weten hoe het verder ging met het hoofdpersonage, een vrouw wiens volledige “aardse bezit zat samengeperst in een klein model rugzak”. 

Na anderhalf jaar zwerven in het buitenland keert deze vrouw, die zich Iks laat noemen maar eigenlijk Xenia heet, naar Nederland terug om twee vrienden op te zoeken. Iks heeft geen geld en geen familie, en net als ze zich zorgen begint te maken over onderdak, geschiedt een mirakel: ze vindt een sleutelbos met een adres. Het leidt haar naar een herenhuis dat onbewoond lijkt. Iks dringt binnen. Op de bovenverdieping ontdekt ze achter een valse muur een kamer waar een oude man woont omringd door boeken en muziek. Hij heet Arnold Cluysman en was ooit professor aan de universiteit, maar heeft zich uit de maatschappij teruggetrokken. 
Iks blijft een week bij Cluysman. In die week vindt ze één van haar vrienden maar hij is er belabberd aan toe en sterft, en de ander blijkt in de prostitutie beland. Maar dat is bijzaak. De ruggengraat van de novelle zit in de interactie tussen de jonge, brutale Iks die geen boekenkennis bezit maar veel heeft meegemaakt, en de oude Cluysman, die erudiet is en wereldvreemd. Hella Haasse brengt twee werelden zonder raakgebied samen, bijna in een huis clos. 

Hoewel Iks en Cluysman elkaar leren appreciëren, trekt Iks op het eind weg, wat te voorspellen is want ze lijkt zo’n persoon die altijd op doorreis wil zijn. 
Dat kan wellicht niet gezegd worden van Adrie en Herman, waar ze zich nu ook bevinden. Ze zullen het waarschijnlijk nooit weten, maar hun brede literaire interesses worden gewaardeerd. 

Transit (Hella S. Haasse), Querido, 92 p.


Geen opmerkingen: