Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 15 februari 2013

De man met de luchtfoto


Ik had een recensie afgewerkt van De neergang van Madrid van Eduardo Mendoza, het verhaal van een Britse kunstkenner die aan de vooravond van de Spaanse burgeroorlog naar Madrid reist om de schilderijen van een hertog te taxeren, daar een ongekend doek van Velázquez aantreft en in een wespennest van intriges belandt, en omdat er nog enkele lege uren voor me lagen, was ik fictie aan het schrijven toen op de deur werd gebonsd. Het geluid was hard en dringend. Ik staakte mijn tikwerk zonder de zin die ik aan het schrijven was af te werken want die was in volle expansie en zou vermoedelijk nog enkele regels groeien, ik benadruk de term “vermoedelijk” want al schrijvend weet ik niet wat zal komen, ik schrijf om te ontdekken wat ik ga schrijven, wat overigens soms een reden is om te stoppen met schrijven, maar niet nu, het had me moeite gekost om me weer in te werken in deze tekst die ik vorig jaar was begonnen maar niet had voltooid, ik had me geërgerd, ik had geschrapt, ik had herschreven en nu was ik eindelijk op dreef en voelde ik niet de minste behoefte aan een onderbreking, zelfs niet aan een eetpauze. In die geestesgesteldheid liep ik naar de voordeur.

Op de dorpel stond een lange man met een bovenmatig verzorgd uiterlijk. Hij had zijn auto, een zilverkleurige BMW coupé, dwars over de oprit geparkeerd.
‘Ik ben hier met de foto,’ kondigde hij aan.
‘De foto uit de helikopter,’ zei hij toen ik niet reageerde. Er klonk ongeduld in zijn stem, alsof zijn woorden een evidentie betroffen. Hij stak me een soort postkaart toe. ‘We zijn twee weken geleden gepasseerd. Wat vindt u ervan?’
Ik zag een dak met zonnepanelen, gras met een tafel en stoelen, boomkruinen en een stuk van het zwembad van de buren. Diagonaal over het beeld was een reclametekst gedrukt.
‘Het is ons huis,’ stelde ik vast.
‘U loopt niet over van enthousiasme,’ zei de man.
Je spreekt de waarheid, dacht ik, de droeve waarheid. Ik voelde plots medelijden. ‘Het is mooi gedaan,’ zei ik terwijl ik met de foto wapperde. ‘Dank u.’
‘U mag de foto niet houden,’ zei hij.
‘Nee?’ Mijn verbazing was oprecht.
‘U kunt hem bestellen.’
‘Hoeveel kost het?’ Ik probeerde geïnteresseerd te klinken. Het was belangrijk om te tonen dat ik zijn initiatief steunde. Zou hij zich ooit hebben voorgesteld dat hij langs de deuren zou leuren met luchtfoto’s?
‘De prijs is variabel,’ zei hij. De irritatie stond van zijn gezicht af te lezen.
‘Natuurlijk,’ hoorde ik mezelf bedaard antwoorden. ‘Maar geeft u me een idee?’
‘Tussen vier euro en duizend euro.’
‘Ik ga erover nadenken.’
‘U moet nu beslissen,’ zei de man.
‘Direct?’
Hij wipte van zijn ene been op zijn ander been. ‘Ik heb al heel de tijd de indruk dat ik mijn tijd aan het verliezen ben,’ zei hij.
Ik besloot de kwestie open te laten en zweeg.
De man nam de foto uit mijn hand, mompelde een groet en liep naar zijn auto.

Toen ik aan mijn bureau ging zitten, hoorde ik de BMW optrekken en de straat uitrazen. Ik herlas mijn onvoltooide zin een paar keer hardop tot het vervolg zich aandiende. Daarna vroeg ik me af hoe de zin had geklonken als de man met de luchtfoto me niet had onderbroken. Ik herinnerde me het citaat van José Ortega y Gasset waarmee Mendoza De neergang van Madrid aanheft: “Een kenmerk van het eigenaardige menselijke lot is dat elk leven anders had kunnen zijn dan het was.” Dat geldt ook voor verhalen, dacht ik. Toch voor de mijne.

De neergang van Madrid, Meulenhoff, 397 p.

Geen opmerkingen: