Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 8 februari 2013

Aardse zaken


Omdat ik nooit eerder eenentwintig kilometer had gerend en ik mijn hoofd minder vertrouwde dan mijn benen, had ik me een opdracht gegeven. Tijdens de halve marathon Nice-Monaco zou ik romantitels bedenken. Daarbij moest ik regels in acht nemen. Het aantal woorden stond vrij en het gebruik van leestekens was toegelaten, maar samenstellingen konden niet en de termen “licht” en “schaduw” waren verboden. Verder moest de titel origineel zijn, maar klinken alsof hij altijd had bestaan. 

Ik hield het plan in mijn achterhoofd toen ik zondagmorgen om negen uur in de haven van Nice samen met achttien honderd negenennegentig andere renners in beweging kwam. Het traject volgde de Basse Corniche, die langs de kust naar Monaco loopt. Omdat de baan in de haven smal was en we talrijk waren, had ik al mijn aandacht nodig om botsingen te vermijden. Bij de eerste klim, een steile lus die omhoog kroop tot boulevard Maeterlinck, was de rennersstroom nog zo dicht dat ik de eenzame worsteling met de helling niet moest aangaan maar me door de mensenmassa kon laten meevoeren. 

Voor de aardigheid begon ik titels op te sommen die ik mooi vond: Kaas, Valse papieren, De onverschilligen, De kolonel krijgt nooit post. Zo ging ik een hele tijd rustig door – De toverberg, Tante Julia en meneer de schrijver, Veronderstellingen, Gloed, Palomar, Het verborgen leven van bomen – tot ik ineens met wantrouwen werd vervuld. Hield ik van deze titels omdat ik de boeken sterk vond of had ik naar deze boeken gegrepen omdat ik de titels zo goed vond? Ik had er geen duidelijk zicht op. Omdat de haarspeldbochten elkaar in hoog tempo opvolgden en de hellingsgraad nu toch zijn tol begon te eisen, besloot ik de kwestie te laten rusten tot ik vlak terrein zou bereiken, maar toen het zover was en boulevard Maeterlinck zich voor me uitstrekte, was mijn hoofd volstrekt leeg, er was zelfs geen plaats voor een gedachte aan de schrijver die vanaf de jaren ’20 tot zijn dood in 1949 in deze laan woonde, Maurice Maeterlinck, die vooral bekend is om zijn toneelstukken, maar ook gedichten, proza en essays op zijn naam heeft en nog steeds de enige Belg is aan wie de Nobelprijs Literatuur werd toegekend. 

Boulevard Maeterlinck ging over in Boulevard Princesse Grace de Monaco en even later liepen we door het oud centrum van Villefranche-sur-Mer en dan langs de haven tot aan de kustpromenade waar een antiekmarkt aan de gang was en flanerende gezinnen ons bemoedigingen toeriepen. Er volgde een recht stuk langs het strand en dan moesten we een ijzeren trap op en kwamen we op Saint-Jean-Cap-Ferrat. We renden voorbij Villa des Cèdres, die ooit toebehoorde aan Koning Leopold II, en dan dwars over het schiereiland tot aan de oostkust waar we het huis van The Pink Panther-acteur David Niven passeerden en na een bocht verrast werden door een reusachtige vergulde reptielenkop die over een muur naar ons staarde. 

Een bord langs de baan meldde dat we tien kilometer achter de rug hadden, wat betekende dat we bijna halverwege waren, dus begon ik gauw weer te denken aan romantitels en meteen kwam een titel bij me op die me had aangesproken voor ik het boek had gelezen, een titel die ik zag staan in een Frans literair magazine en die zich onmiddellijk in mijn hoofd nestelde zonder dat ik iets over het boek of de auteur wist, namelijk Le bruit des choses qui tombent, oorspronkelijk – en nog mooier – El ruido de las cosas al caer, in het Nederlands vertaald als Het geluid van vallende dingen. Waarom vond ik die titel bijzonder, vroeg ik me af terwijl ik het casino van Beaulieu passeerde. Schuilde het geheim in de combinatie van de vage omschrijving “vallende dingen” en de zintuiglijke precisering “geluid”, en het aparte geheel dat onbepaald genoeg bleef om de verbeelding van de lezer aan te spreken? 

De auteur, Juan Gabriel Vásquez, een Colombiaan, wordt samen met de Chileen Alejandro Zambra een van de sleutelfiguren van de nieuwe generatie Latijns-Amerikaanse auteurs genoemd. In Het geluid van vallende dingen schrijft hij over de impact van het drugsterrorisme van de jaren ‘70 en ‘80 op de Colombianen die zoals hijzelf toen kinderen waren. De roman gaat niet over misdaden en moorden, maar over het gevoelsleven van mensen die groot werden in een klimaat van geweld. 

Het verhaal en de symboliek van de titel stonden nog vers in mijn geheugen gegrift, maar terwijl ik over de Basse Corniche rende, met mijn blik gericht op het dorp Eze waar Nietzsche op het einde van de 19de eeuw op vakantie was gekomen en tijdens een van zijn lange wandelingen inspiratie had gevonden voor het derde deel van Also sprach Zarathustra, bedacht ik dat ik de betekenissen van de titel liever vergat om het gevoel niet te verliezen dat de vijf woorden hadden opgeroepen voor ik de roman had gelezen. 

Kort daarna boog de baan van het strand af en begon de gevreesde klim naar Cap Estel en Cap d’Ail, waarbij de dramatiek van het landschap – hemelhoge kliffen aan mijn linkerzijde, de zee steeds verder in de diepte rechts – elke gedachte onmogelijk maakte. Toch gaf ik mijn titelplan niet op. De inval zou komen tijdens de entree van Monaco en glorieus zijn. Toen ik de eenzame worsteling met de helling had geleverd, stopte ik even bij een bevoorradingspost om te drinken. Een fatale vergissing, zo bleek, want door die twee bekers veel te koud water kon ik tijdens de twee laatste kilometers alleen aan heel aardse zaken denken. 

Het geluid van vallende dingen (Juan Gabriel Vásquez), Signatuur, 270 p. 
Een recensie leest u op cobra.

Geen opmerkingen: