Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 31 januari 2011

Zelfportret



De ervaring leert dat de beste boeken vaak toevallige vondsten zijn. Een paar weken geleden was ik in de mediatheek van Cannes op zoek naar een werk van Cesare Pavese toen mijn oog viel op Ermite à Paris van Italo Calvino, een bundel autobiografische stukken die na de dood van de schrijver op het initiatief van zijn weduwe werden gepubliceerd. In hurkzit voor de rayon Italiaanse literatuur las ik snel het voorwoord van Esther Calvino. Behalve eerder verschenen interviews met de schrijver en een reeks autobiografische teksten bevatte dit werk, zo las ik, ook een nooit eerder gepubliceerd Amerikaans dagboek over de reis die Calvino in de winter van 1959-1960 maakte naar de Verenigde Staten.

Sommige lezers vinden dat het niet ter zake doet, maar ik lees graag over mijn favoriete auteurs. Ik honger naar literaire invloeden, inspiratiebronnen, de visie op het eigen oeuvre, het ontstaan van de schrijversroeping, reizen en de impressies daarbij, politieke strekking, ja, zelfs de manier van koffiezetten. Ik wil in hun hoofd kruipen. Kleine gewoontes helpen om een gedachtegang en een oeuvre te begrijpen.

Wie was de mens Italo Calvino? Hoe was de persoon die zo'n originele en intrigerende personages kan scheppen als Marcovaldo en Palomar? Die keer op keer verraste omdat elk boek zo anders en vernieuwend was en nu nog altijd generaties schrijvers inspireert met Als op een winternacht een reiziger? Wie ging schuil achter de aandachtige observator die in de bundel Aventures de grote levensvragen aanboordt maar altijd lichtvoetig blijft en oud maar ook piepjong aanspreekt? (L'aventure d'une baigneuse, over een vrouw die in zee haar bikinibroekje kwijtspeelt en niet weet hoe ze zich uit de situatie moet redden, was bij mijn kinderen een bron van hilariteit, zelfs bij de kleinste van drie.)
Dit alles ging door mijn hoofd, daar in hurkzit voor de plank Italiaanse literatuur waar Pavese overigens ook present bleek, maar mijn keuze was gemaakt.

Ermite à Paris is zowel qua genre als qua lengte van de stukken zeer gevarieerd. Het titelstuk dateert uit 1974 en is met negen bladzijden een van de kortere stukken in de bundel. Calvino, die van 1964 tot 1980 met zijn vrouw in Parijs woonde, vertelt dat hij van de metro houdt omdat hij er kan verdwijnen in de massa en tegelijkertijd eenieder kan observeren. Anonimiteit is volgens hem noodzakelijk voor schrijvers ("Je crois que les écrivains, vus en direct, perdent beaucoup. (...) Aujourd'hui, plus l'image de l'auteur envahit le terrain, plus le monde qu'il a représenté se vide; puis l'auteur aussi se vide, et de tous les côtés il ne reste que le vide.")
Parijs vergelijkt hij met een reusachtige encyclopedie, bijvoorbeeld een naslagwerk van kazen. Een Parijse kaasspeciaalzaak, met zijn honderden verschillende kazen, is een soort "Louvre des fromages". Calvino komt hierop terug in het verhaal Un musée de fromages in zijn bundel Palomar (1983) waarin meneer Palomar zo'n winkel binnengaat:
"L'esprit de Palomar oscille entre des poussées contrastées: celle qui tend à une connaissance complète, exhaustive, et qu'il ne pourrait satisfaire qu'en goûtant à toutes les spécialités; et celle qui vise un choix absolu, à l'identfication du fromage qui soit le sien, un fromage qui existe certainement, même si lui ne sait pas encore le reconnaître (ne sait se reconnaître en lui)."

Het Amerikaans dagboek beslaat meer dan een derde van de bundel. Calvino brengt hier verslag uit van een verblijf van zes maanden in de V.S. in de winter van 1959-1960 op uitnodiging van de Ford Foundation. Zijn medereizigers waren Claude Ollier, een van de boegbeelden van "le Nouveau Roman", de Spanjaard Fernando Arrabal en onze eigen Hugo Claus ("Il dit lui-même que beaucoup de ce qu'il a écrit ne vaut rien (...), mais c'est quelqu'un qui est loin 'être stupide ou antipathique, un grand bonhomme blond avec une très belle actrice de music-hall (...).") Günter Grass was ook uitgenodigd, maar ging niet mee.

Calvino reist twee maanden rond en brengt vier maanden door in New York, een stad waar hij verliefd wordt. Zijn dagboek (dat bestaat uit brieven aan de Italiaanse uitgeverij Einaudi waarvan hij op dat ogenblik directeur is) leest als een soort monument van de Amerikaanse cultuur van de jaren zestig. Hij bespreekt typisch Amerikaanse fenomenen zoals de motels (waar hij erg voor te vinden is in tegenstelling tot Claus en de anderen die liever op hotel gaan), de nieuwbouwwijken met hun identieke huizen waar elk gezin minstens twee auto's heeft (want de steden zijn zo uitgestrekt dat je zonder auto nergens naartoe kan), de kant-en-klaar maaltijd of TV dinner voor wie het televisiekijken niet wil onderbreken om eten te maken.
Het is het tijdperk van de eerste computers en op Wall Street krijgt Calvino tijdens een bezoek achter de schermen het brein van de beurs te zien, de IBM 705. Die reusachtige rekenmachine "die in één minuut 504.000 optelsommen kan maken" fascineert hem zo dat hij later een bezoek regelt aan IBM in Washington.
De schrijverswereld komt natuurlijk ook aan bod. Calvino ontmoet Graham Greene en gaat op onderzoek in de laatste woonplaats van D.H. Lawrence. Jack Kerouac loopt hij mis op een beatnikfeestje, maar andere schrijvers van de Beat Generation ziet hij wel zoals Allen Ginsberg en zijn vriendje die tot Calvino's vermaak medereiziger Arrabal scandaliseren met hun avances. Afspreken met Henry Miller lukt niet omdat Miller volop aan het schrijven is en geen tijd heeft om mensen te ontmoeten. En naar Salinger doet hij navraag, maar deze leidt dan al een kluizenaarsbestaan en Calvino ontmoet hem niet.

Over persoonlijke gebeurtenissen buiten het literaire circuit weidt hij zelden uit en als hij dat wél doet passen ze in een bredere context. Het getuigt van nederigheid en respect voor de lezer, en dat is overigens in het algemeen de teneur van Ermite à Paris. Een van de laatste interviews met Calvino in 1984 (een jaar voor zijn dood) vindt plaats in het kader van een reportage Derrière le succès waar de journalist Felice Froio personaliteiten vraagt naar het geheim van hun succes. Calvino voelt zich niet aangesproken door de term "succesauteur" omdat succesauteurs, zo stelt hij, sterk in zichzelf geloven en gestuurd worden door de overtuiging dat iedereen hen op hun weg zal volgen. Calvino kan zich hier niet mee identificeren. Hij voelt voortdurend de noodzaak zijn schrijven te wettigen. Wat uit zijn hoofd komt kan hij niet zomaar aan anderen opleggen. Daarom eist hij voor zijn werk dat het innoverend is en in die hoedanigheid cultureel zinvol.

Ermite à Paris is een heel spontaan zelfportret van Italo Calvino dat me zin geeft om zijn oeuvre te herlezen, maar eerst wil ik het werk leren kennen van de auteur die Calvino in 1945 in het letterenmilieu van Turijn binnenleidde: Cesare Pavese.

Ermite à Paris, Editions du Seuil, 336 p.

Geen opmerkingen: