Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 5 maart 2010

Palomar



In de hoek tussen de schoorsteenmantel en het plafond zit een gekko omgekeerd op de muur. Hij is klein en moskleurig, en aan beide kanten van zijn kop heeft hij een zwart oog dat altijd open blijft. Hij houdt zijn poten dicht tegen zijn lijf aan. Zijn tenen, vijf haarfijne tenen die uitlopen op een rondje, heeft hij wijd open gespreid. Zo plakt hij al vier uur tegen de muur aan.

Om de vijf minuten kijk ik op. Dan hel ik over de leuning van de sofa heen tot ik de rechterflank van de schoorsteenmantel kan zien en vergewis ik me dat de gekko daar nog altijd is. Het gebeurt dat ik opsta en de anderhalve meter tot de haard overbrug. Daar blijf ik dan een minuut of wat naar het plafond kijken. Om de gekko goed te bestuderen zou ik op een stoel moeten kruipen, maar dat doe ik niet; het dier zou een trauma oplopen.

Meneer Palomar - zo heet hij - verroert nog altijd niet, maar het lijkt erop dat hij enkele millimeters naar de schouw toe is opgeschoven. Vanavond staat er een vuur van groene eik op het menu. Groene eik komt traag op gang, maar geeft veel warmte: perfect voor gekko's. Maar waar zal hij voedsel vinden? In de woonkamer huizen enkele trilspinnen, maar die hebben hun webben aan het andere eind, tegen de buitenmuur. Op een passerende mug, vlieg of mot zal de gekko nog enkele maanden moeten wachten. Vorige week vloog er voor de eerste keer dit jaar een bromvlieg de woonkamer in, maar na één rondje was die weer buiten.

Het is ondertussen 23u56. Ik zou al lang in bed moeten liggen, maar de roerloosheid van Palomar is aanstekelijk.

De gekko dankt zijn naam aan het boekje Palomar van Italo Calvino. De avond doorbrengen met de observatie van een gekko, dat doet Palomar van Calvino ook.
Elke avond kijken Palomar en zijn vrouw televisie, maar als de gekko verschijnt, staan ze op. Dan draaien ze hun zetels met de rug naar de beeldbuis toe en installeren ze zich bij het raamp. Daar zit de gekko, bij de lamp die de Art nouveau vazen belicht. Van op hun plaats hebben Palomar en zijn vrouw zicht op zijn bleke buik. Soms werpt hij zijn tong uit en vangt hij een nachtvlinder. Dan ziet Palomar hoe het insect met flapperende vleugels in de mond van de gekko verdwijnt. Enkele tellen later verschijnt er op halshoogte een bobbel, die in de volgende minuten langzaam buikwaarts schuift.

In de bundel van Calvino staan zevenentwintig verhalen over de beschouwingen van meneer Palomar. Voortdurend analyseert hij zijn waarnemingen en handelingen. Wat het boek zo formidabel maakt, is de bijzondere kijk van Palomar. Als hij bijvoorbeeld een vrouw in monokini op het strand ziet liggen, denkt hij na over hoe hij zich moet houden als hij voorbij wandelt. De eerste keer wendt hij zijn blik af, maar hij is de vrouw nog maar net gepasseerd wanneer hij zich een bedenking maakt. Door weg te kijken valt het net op dat hij aan die ontblote borsten denkt! Hij keert op zijn passen terug en kijkt strak voor zich uit als hij ter hoogte van de vrouw is. Deze oplossing stemt hem eerst tevreden, tot hij er dieper over nadenkt en besluit dat hij de vrouw door zijn onverschillige houding tot een voorwerp heeft gereduceerd. Het fenomeen monokini is nieuw. Palomar moet haar aanmoedigen in haar initiatief! Deze keer zal hij zijn blik enkele tellen laten rusten op haar borsten, om haar gerust te stellen. Bitter constateert hij dat de vrouw zijn goede intenties niet op waarde schat. Zij staat op, kleedt zich aan en loopt weg als hij nadert.

En onze meneer Palomar? Die zit er nog altijd als ik na middernacht het licht uitknip.

Geen opmerkingen: