maandag 22 maart 2010
Ziel
“’s Nachts zijn de hemel en de zee één, en ook de aarde gaat op in de donkere onmetelijkheid die alles omvat. Geen kieren. Geen breuken. Geen scheidslijnen. De nacht is de beste weergave van de oneindigheid van het universum. Hij laat ons geloven dat niets een begin heeft en niets een einde. Vooral wanneer er (zoals vanavond) geen sterren zijn.
Zodra de eerste sterren verschijnen, zet de scheiding in. De oceaan trekt zich terug op zijn eigen terrein, een watersluier waardoor bergen, dalen en kloven op de zeebodem aan het oog worden onttrokken. De zeebodem is een klankkast voor echo's die ons nooit bereiken, en mij vanochtend al helemaal niet.”
Ik zal u niets voorspiegelen. Dit zijn mijn woorden niet. Het zijn de magische beginzinnen van De wil en het lot, de nieuwste roman van Carlos Fuentes. Ik sloeg het boek open op een middag enkele weken geleden. In de auto op het parkeerterrein voor de bakker at ik een croissant. De roman was met de post aangekomen; ik zou hem bespreken voor de krant.
De verteller van De wil en het lot is het afgeslagen hoofd van een jonge Mexicaan, Josué Nadal. “Verdwaald als een kokosnoot” op een verlaten strand langs de Stille Oceaan, denkt Josué terug aan zijn vriend Jericó. De leraar filosofie op school noemde Josué en Jericó Castor en Pollux: de jongens, allebei verweesd, waren onafscheidelijk, deelden alles – eenzelfde appartement in Mexico-Stad, dezelfde boeken, zelfs dezelfde vrouw – en droomden samen over de toekomst. Na hun achttiende kozen ze elk een ander pad: Josué studeerde rechten en stapte het zakenleven in, Jericó trok naar het buitenland en koos bij zijn terugkeer voor een politieke carrière.
Terwijl Josué afwacht tot de “vissen zijn hoofd zullen binnenzwemmen”, ontrafelt hij hij zijn vriendschap met Jericó en probeert hij te begrijpen waarom het verkeerd is gegaan.
Dit alles wist ik uit de voorjaarsaanbieding van Meulenhoff - de uitgeverij had de nieuwe roman van de Mexicaanse auteur met het nodige tamtamgeroffel aangekondigd. Zo voor mezelf had ik geen bijzondere verwachtingen omdat ik Carlos Fuentes nooit eerder had gelezen.
Na de eerste zinnen stopte ik vanzelf met kauwen. Ik stopte de croissant weer in zijn zakje. Met ingehouden adem zat ik daar, in de auto voor Boulangerie "A l'Olivier". Fuentes schreef niet gewoon mooie zinnen, hij raakte mijn ziel.
Na anderhalve bladzijde sloot ik het boek en legde het naast me, op een veilige afstand van de croissant. Ik staarde nog een minuut of wat voor me uit. Toen startte ik de motor, reed naar huis, haalde mijn manuscript uit de la en zette koers naar de bibliotheek van Cannes, mijn werkplek voor bijzondere gelegenheden.
Dit publiceren? Néé! Het kon beter, veel beter.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten