Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 29 maart 2010

Voyeur



Palomar is dood.
Ik had hem al enkele avonden niet meer gezien, maar dat baarde me geen zorgen. Hoe gaat dat ook met zo'n gecko? Misschien was hij gewoon naar buiten gegaan om op te warmen in de lentezon.

Nadat ik hier over Palomar schreef, bleef hij door mijn hoofd spoken. In diezelfde periode las ik Razernij van de Argentijnse auteur Sergio Bizzio. Die roman gaat over een man die een huis binnensluipt en daar maandenlang leeft zonder dat de huisbewoners zijn aanwezigheid vermoeden.
Palomar was zo'n beetje onze geheime gast. Soms zat hij op de schoorsteenmantel, maar meestal wisten we niet waar hij uithing.
Op de avond dat ik Razernij las, zat hij op de muur, dat herinner ik me, maar veel aandacht kreeg hij toen niet van mij.

De hoofdpersonen van Razernij zijn José María, een geïmmigreerde bouwvakker in Buenos Aires, en zijn liefje Rosa, een dienstmeisje bij een rijke familie. Elke avond zien ze elkaar in het huis van Rosa's werkgevers, de Blinders. Op een dag krijgt José María ruzie met zijn opzichter en vermoordt hij hem. 's Avonds zegt hij er niets over aan Rosa. Hij doet alsof hij na het afspraakje naar huis gaat, maar hij keert op zijn passen terug en verstopt zich op een leegstaande verdieping bij de Blinders.
José María doktert een taktiek uit om te overleven. Aan de nachtelijke strooptochten naar de keuken went hij snel. Het wordt pas moeilijk als hij merkt dat Rosa aangerand wordt door de heer des huizes en een relatie begint met de gehate buurman.

Sergio Bizzio is ook scenarioschrijver. In Razernij hanteert hij een zeer filmische stijl. De lezer wordt een voyeur: ik waande me zelf in het grote herenhuis, meekijkend over de schouders van José María, die - geruisloos en soepel als een kat - naakt door de trappenkamers en gangen loopt, en zodra er dichtbij een onverwacht geluid weerklinkt, huiverde ik met José María mee.
Het werd laat die avond, onder het oog van Palomar.

Ik vond hem vorige week. Hij lag op de schouw, tussen de muur en een luciferdoosje. Eerst dacht ik dat hij daar gewoon zat; ik had hem al een keer op die plaats gezien. Ik nam de lucifers voorzichtig weg. Palomar bewoog niet; hij maakte zelfs geen schrikogen. Ik zette een stap achteruit. Dan, in het volle licht, zag ik het: hij was plat als een papiertje.

We hebben hem vanmiddag in de tuin gelegd, op de stapel snoeiafval. Volgend weekend krijgt Palomar een lentevuur.


Geen opmerkingen: