Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

woensdag 13 januari 2010

Koude uiteinden



'Ik heb last van koude uiteinden,' zei de buurvrouw.

In onze impasse hebben we alleen bejaarde buren. Als de kerstman of de paashaas deze brave mensen bezoekt, brengt hij ook altijd iets mee voor "de drie rustige jongens".
De eerste keer dat de buurvrouw over die "rustige" jongens sprak, dacht ik dat ze het over een ander gezin had. Maar in de wijde omtrek is er niemand anders met drie kleine zonen.
'Ze spelen zo stil,' zei de buurvrouw. 'Als ik weet dat ze in de tuin zijn, zet ik het raam open. Het is zo prettig om hen te horen.'
De arme vrouw is slechtziend, dat zeker, maar ik vrees dat ook doofheid nakend is.

Ik stond met deze buurvrouw dus in haar gang. De kinderen waren naar buiten gestormd met hun buit: een boek voor elk en grote zakken chocoladecenten. De buurman was met hen aan het praten - met kinderen converseren houdt hem jong van geest, beweert hij.
'Zal ik iets tonen?' fluisterde de buurvrouw me toe.

Ik zweeg. Noemt u het verbazing. De buurvrouw is een toonbeeld van discretie. De vertrouwelijke toon die ze aansloeg, paste niet bij haar.
Ze schuifelde de gang in en verdween in haar slaapkamer. Dat zij en haar man beneden slapen, weet ik van hem - zoiets zal zij nooit vertellen.
Het water in haar ogen glinsterde toen ze weer tevoorschijn kwam met een vreemd voorwerp in de armen.

'Dit heb ik van mijn man gekregen,' zei ze. 'Het is het mooiste geschenk dat hij me ooit heeft gedaan.'
Ze stak me een vreemdsoortig kussen toe waar een draad uit liep.
Het leek in dezelfde categorie thuis te horen als de dompelaar, dat hitte-element dat in vroegere tijden gebruikt werd om het bad op te warmen. Voor mij is het voorgoed gelinkt aan de roman Gstaad 95-98 van Marek van der Jagt oftewel Arnon Grunberg. Gstaad 95-98 raakte een snaar bij me, dat zeker. Zelden heb ik met zoveel walging gelezen. Dat heeft niet alleen te maken met de feiten, maar vooral met de beheerste toon waarop de gruwel wordt verteld. En de dompelaar heeft een sleutelrol in het verhaal. Een van de personages kookt zichzelf namelijk levend door een dompelaar in bad te gooien.

Wat deed zo'n moorddadig instrument in godsnaam bij die zachte buurvrouw van ons?
Of de buurvrouw mijn verschrikte blik kon zien, betwijfel ik. Het was schemerig in de gang en het arme mensje ziet zo al haast niets meer. Maar mijn verstomming hing in de lucht; dat voelde zij natuurlijk.

'Het is gewoon een elektrische warme kruik.' Ze glimlachte en maakte een hoofdknikje naar haar man die buiten nog steeds in gesprek was met de kinderen. 'Hij heeft er ook één. Het werkt formidabel.'

Ik kreeg de folder mee naar huis. Voor als ook mijn uiteinden het laten afweten.

Geen opmerkingen: