Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

woensdag 14 oktober 2009

De wind van de inspiratie

Zoete mond, Thomas Rosenboom

Rosenboom, dus. Toen ik donderdag op vrijwillige ballingschap vertrok, occupeerde deze schrijver mijn gedachten. Tijdens een workshop bij Paul Sebes in juni kwam hij spreken over zijn debuutperiode. 'Ik heb niet het gevoel dat ik boeken kan schrijven,' was het eerste wat hij zei - jawel, deze woorden kwamen uit de mond van Thomas Rosenboom, met twee Libris Literatuurprijzen een unicum in ons letterenlandschap.
Hij vertelde over de wording van zijn laatste roman, Zoete mond, een verhaal over een dorp in Gelderland "waar de dierenliefde opsteekt als een wind en zich over de nieuwbouw door heel het dorp verspreidt als een glimlach over een gezicht".
Niet lang daarvoor had hij het manuscript aan zijn redacteur bij Querido overhandigd. Zelfs als je twee Librissen op je naam hebt, blijft dat spannend. Rosenboom zat maar naar zijn telefoon te staren. Na twee dagen stilte belde hij zelf. Toen bleek dat de redacteur enthousiast was, maakte Rosenboom net als de eerste de beste debutant een sprongetje in de lucht.
Vier jaar heeft hij aan de roman gewerkt. Pas toen hij het verhaal had uitgedacht en geconstrueerd en hij "de bedding voor zich zag", nam hij zijn pen ter hand. 'Ik wil niet improviseren,' zei hij. 'Improviseren is leuk voor jezelf, maar niet voor de anderen.'

Deze woorden draaiden dol in mijn hoofd toen ik donderdagmorgen het slot van mijn kloostercel opendraaide. Neen, ik ging niet intreden, maar werken aan een roman. Het enige wat ik verwachtte, daar in mijn kale cel, was inspiratie. En die mocht opsteken zoals een stormwind.

Geen opmerkingen: