Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

dinsdag 6 oktober 2009

Boze tenen

Max en de Maximonsters, Maurice Sendak

‘Mama...’
'Ja?' Ik prik een stuk salade vast. Salade van het groentepakket, “levende vers” te oordelen naar de hoeveelheid aarde en slakken die na het wassen in de gootsteen is achtergebleven.
‘Je hebt boze tenen,’ zegt E.
Mijn vork blijft in het ijle hangen. Ik kijk naar mijn voeten die aan het eind van mijn gestrekte, blote benen op het terras rusten (jawel, in oktober eten we hier nog buiten). Mijn hakken heb ik allang ingeruild voor Birkenstocks. Straks daalt de nacht in, er staat geen cinema op het programma, noch een overnachting in een sterrenhotel en mijn vriendin A. verwacht ik niet, dus waarover zou ik me druk maken?
‘Die bobbels kijken zo boos.’
E. werpt zijn liefste blik op mijn voeten, de blik die normaal gezien gereserveerd is voor zijn knuffeldieren. Of voor de Maximonsters. Max en de maximonsters is het meest versleten boek van de kinderbibliotheek. Al minstens elvendertig keer hebben we het voorgelezen, maar I. (2), E.(4) en N.(6) krijgen er nooit genoeg van. Een ideaal bedverhaal is het niet. De ellende begint halverwege, wanneer de monsters voor koning Max buigen. I. moet dan van E. en N. zeggen wie van de broers welk monster is. Het monster met de normale tenen schreeuwt het hele huis bij elkaar. Het monster met de klauwigste, knoestigste voeten straalt.
'Bobbels?'
E. knikt, nog steeds met zijn vertederde blik.
Voor ik mijn hap salade opeet, schenk ik hem mijn breedste glimlach. Wie zou niet blij zijn met het ultieme compliment?


Geen opmerkingen: