Gloed, Sándor Márai
Op de plaats waar ik de afgelopen vier dagen heb doorgebracht, ontmoette ik een dame wiens vrienden een van de grootste schrijvers van de 20ste eeuw hadden gekend. De schrijver met wie ik het liefst eens in de lift had gezeten, zeg maar.
Het was 9 uur ’s morgens. Ik was met mijn Nikon op de hort. Een dame met een grote rode bril glimlachte naar me.
Wou ik een fotootje van haar maken? 'Als souvenirrr,' zei ze.
Dat wou ik. Ik maakte er zelfs vier.
‘Bent u Italiaans?’ vroeg ze. ‘Uw accentje lijkt Italiaans.’
Ze steeg nog een paar graden in mijn achting. ‘Nee, ik kom van België,’ zei ik. ‘Bent u dan Italiaans?’ Afgaand op haar rollende 'r' en extravagante bril leek mij dat een zeer plausibele optie.
‘Hongaars.’
Mijn ogen gingen wijd open. Het was de eerste keer dat ik in Frankrijk iemand met de Hongaarse nationaliteit ontmoette. ‘Kent u Sándor Márai?’ vroeg ik in één ademstoot.
Ze keek me niet-begrijpend aan.
‘Márai,’ zei ik, ‘de schrijver.’
‘Maa-rrr-oi!’ Ze greep mijn armen vast. ‘Chandor Maa-rrr-oi! Natuurlijk! Dé schrijver van de twintigste eeuw! Kijk...’ Ze wees naar haar eigen arm. ‘Ik krijg er kippenvel van.’
‘Gloed!’ riep ik uit. We vielen beiden bijna in zwijm.
Toen we bijgekomen waren, vertelde ze dat Gloed - in het Frans vertaald als Les braises, in het Engels Embers - in het Hongaars de titel draagt “Wanneer de kaarsen opgebrand zijn”. ‘Als het afgelopen is dus.’ Haar groene ogen keken ernstig, dan lachten ze weer. ‘Aangenaam, ik ben Josette.’
Net als Sándor Márai was Josette met de komst van het communisme Hongarije ontvlucht. Terwijl Márai zich na vele omzwervingen in Amerika had gevestigd, belandde zij in Parijs.
‘Ik heb vrienden die hem in San Diego hebben bezocht,’ vertelde ze. ‘Zijn zoon was eerst gestorven, daarna zijn vrouw. Hij liet zich helemaal gaan.’
Josette staarde naar de horizon die op de plaats waar we ons bevonden uitzonderlijk mooi was.
‘Op een dag nam hij zijn pistool en plaatste het tegen zijn slaap,’ ging ze door. ‘Het leven had geen zin meer.’
Voor we afscheid namen, vroeg ik Josette of ik haar met mijn eigen camera ook mocht fotograferen. Dat mocht.
Toen ik afdrukte, hoorde ik haar ‘Maa-rrr-oi’ zeggen.
Het resultaat, vraagt u?
Een heel echte glimlach.
Bestaat er een mooier eerbetoon aan de Hongaarse schrijver?
maandag 12 oktober 2009
De Maa-rrr-oi glimlach
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten