Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

donderdag 1 april 2010

Circus



Van de buurvrouw had ik vrijplaatsen gekregen voor Cirque Medrano, met vaste standplaats in Cannes.

We waren één keer naar een circus geweest: een rondreizend gezelschap met twee clowns die ook de acrobatennummers deden, een lenige vrouw in glitterpak, enkele kippen, twee honden en een pony. Met open mond en fonkelende ogen hadden de kinderen de voorstelling bijgewoond. En dit dorpscircus was niets in vergelijking met Medrano. Behalve clowns, acrobaten en een leeuwentemmer hadden zij Indische en Afrikaanse olifanten, een illusionist, en en exclusivité "l'homme canon". Die laatste act werd op de brochure geïllustreerd met een fotootje: we zagen een soort buis waaruit een man kwam gevlogen in Superman-houding.
Alleen al om de gezichten van de kinderen te zien wilde ik gaan.

De voorstelling begon om 14u30.
We waren tien minuten voor tijd; er stond een lange rij voor het loket.
'Is er nog plaats?' vroeg N.(7) met angstige stem.
'Natuurlijk,' zei ik. Ik bedacht dat we in het andere geval naar de zee konden; het was perfect strandweer.
Er was nog plaats, alleen waren de tribunes van de vrijkaarten al volzet.
'Dat is dan 50 euro,' zei de man achter het loket.
Toen we in de tent kwamen, bleek twee derde nog leeg. We installeerden ons op de op een na hoogste rij, naast een oma met twee kleinkinderen. Terwijl we wachtten, werden we erop gewezen dat er popcorn en lichtzwaarden te koop waren. De bewuste kraam stond pal naast de ring en was het focuspunt van alle kinderogen.
Eindelijk was het zover. Er klonk gefluit, de lichten doofden en één spot knipte aan.

De circusmeester kwam de ring binnen en begon de burgemeester en de technische diensten te danken en dan nog een hele reeks zogenaamde partners.
'Wanneer begint het?' vroeg N.
'Direct,' zei ik.
'We hebben véél gróte problemen gehad,' vervolgde de circusmeester. 'Er zijn verscheidene artiesten die niet kunnen optreden.'
Ik verwachtte me aan een uitleg, maar die kwam niet.
'De voorstelling begint,' zei hij. 'Nu komt...' Snel keek hij op het smoezelig blaadje in zijn hand. '...Havana. Dames en heren, applaus voor Havana!'
Twee mannen en twee vrouwen liepen de ring op en voerden kunstjes uit op een salsaritme. Daarna kwam een goochelaar die zakdoeken in duiven kon veranderen, gevolgd door een act met twee zeehonden, nog eens de dansers en dan was het pauze. We konden weer kopen: popcorn, wafels, pannenkoeken en frisdrank.
De kinderen vroegen wanneer de dieren kwamen: de leeuwen en de olifanten. En de clowns.
'Straks,' zei ik, 'de circusmensen rusten nu tien minuten.'

In de tweede helft zagen we een jongleur, een man die in een gordijn klom en daar ingewikkelde bewegingen uitvoerde, een Russisch paar dat in enkele seconden van outfit kon wisselen en acrobaten. Dan kwamen alle acteurs de ring op en was het gedaan.
De twee jongsten begonnen onmiddellijk te huilen. Waar waren de dieren? Daar waren we toch voor gekomen! De oudste keek verschrikkelijk ontgoocheld.
'Het is beschamend,' zei de oma naast ons.
Ik was ook ontgoocheld, in de eerste plaats voor de kinderen, maar ook een beetje voor de olifanten.

Sedert De tocht van de olifant van José Saramago heb ik iets met die dieren. Wie van Saramago houdt, moet deze roman lezen. Een juweeltje: absurde humor, zelfspot, eindeloze zinnen, rake observaties, een bijzonder verhaal: alle Saramago-elementen zijn present. Voor wie Saramago niet kent: hier leest u een voorproefje van zijn stijl - een poging, althans.
In De tocht van de olifant, zijn zesde roman sedert zijn Nobelprijs Literatuur, beschrijft Saramago de reis van een olifant die in de zestiende eeuw van Lissabon naar Wenen wordt gebracht. De olifant, Salomon, is een huwelijksgeschenk van de Portugese vorstenpaar aan Maximiliaan van Oostenrijk.
Op zijn typische ritme van lange rollende zinnen neemt de Portugese auteur ons mee met Salomon en de karavaan mensen, paarden en ossen door het Portugese gebergte, over het stoffige Spaanse binnenland, overzee tot Genua en vandaar over de Alpen naar Wenen.
Subtiel en niet zonder ironie schetst hij de complexe verhoudingen tussen de machthebbers, waar megalomanie de boventoon voert. We krijgen de kleine kantjes van de mens te zien. Salomon daarentegen wordt steeds sympathieker. Zo is er de passage met de pastoor van een dorp waar de karavaan de nacht doorbrengt, die putwater voor wijwater laat doorgaan en de duivel bij Salomon wil uitdrijven, maar bijna het slachtoffer wordt van een doodsschop. Het eigenzinnige olifantenkarakter intrigeerde me, en nog steeds.

Olifanten zou ik die dag niet zien, wist ik toen we de circustent uitliepen, maar misschien was er nog iets te redden. Op de terugweg naar de auto zag ik dat er een rij voor het loket stond: allemaal mensen met kwade gezichten. Wij reden naar de zee.
De kinderen stormden het strand op. Hun schoenen waren nog niet helemaal uit of daar waren ze al, die blinkende ogen.

Geen opmerkingen: