pas·ti·che [pastiesj(e)] de; m -s werkstuk in nabootsende stijl
De Koning was pianostemmer. Hij kwam er niet mee vooruit in de wereld en hij verdiende ook niet veel geld, doch dat hinderde niet want zijn vrouw werkte bij de bank. Er was echter een kwestie die zwaar op hem drukte, en die hem van zijn nachtrust beroofde. Hij was de afgelopen week al vier keer afgebeld door trouwe klanten, met plichtmatige smoezen over drukke en dure tijden. De Koning wist donders goed wat erachter die praatjes stak. Ze hadden afgezegd omdat hij slecht werk leverde. Dit was het geval: hij werd doof. Het waren vooral de tonen in het discantregister die hem de das om deden. Ze waren zo vervormd dat het leek alsof er een zwerm kraaien in zijn oor zat. Hij kon niets beginnen dan louter op gevoel wat aan de stemsleutel draaien. Hij zou binnen afzienbare tijd enkel nog klanten overhouden zie zelf ook doof waren. Het was een beroerde kwestie, en daar kwam bij dat hij het gevoel had dat men over hem sprak, op de bridgeclub. “De Koning en zijn paard” had hij Dupont eens horen zeggen, op laatdunkende toon. Zoiets had hij tenminste verstaan. Het was vreemd, want hij had helemaal geen paard, desondanks had hij de indruk gehad dat Dupont wel degelijk over hem sprak. Doch Dupont was een dwarsdrijver, en mogelijk stak er geen kwaad in.
Het was Van Heukelom, voorzitter van de bridgeclub en directeur van een grote basisschool, die hem attendeerde op de schoolmelk. “Schoolmelk marcheert altijd” zei hij, “scholen en ouders hebben er geen tijd voor, en Melk Moet, dat blijft overeind.” Het was eenvoudig werk, hij kreeg een auto van de zaak, bleef niettemin eigen baas. Hij zou beginnen met vijf scholen in de omgeving. Hij werd geacht zelf aan acquisitie te doen, zodat de klandizie in enkele weken tot minstens vijftien scholen was uitgegroeid. Er was foldermateriaal met alle voordelen van Mammalatto Schoolmelk op een rij.
De eerste dag begaf hij zich op de fiets naar het distributiebedrijf. Daar wachtte de eerste tegenslag, want de ‘auto van de zaak’ bleek een minuscuul busje dat buitendien niet vier maar drie wielen bezat. Op de zijkanten van het busje was het logo van Mammalatto geschilderd, met daaromheen een aantal lachende kindergezichten, die door de geribbelde wanden van de carrosserie een nogal gruwelijke uitdrukking kregen. Hoofdzaak was dat De Koning nipt in de zeer kleine chauffeurscabine paste, dat was een geluk. De instructies van de senior salesmanager buitendienst kon hij niet goed verstaan, maar dat de school van Van Heukelom de bestemming was van de bovenste van het stapeltje vrachtbrieven, stemde hem hoopvol. Daar zou hij immers op een warm onthaal kunnen rekenen.
Het driewielerbusje was zo traag dat De Koning al na enkele honderden meters besloot het fietspad te nemen. Verscheidene fietsers en scooters haalden hem in. De angst bekroop hem dat hij op deze wijze de hele dag nodig te hebben om de melk uit te leveren aan alle vijf de scholen. De trilling van het tweetakt gaf echter een aangename sensatie in zijn hoofd, en hij begon een deuntje te fluiten, dat hij overigens zelf niet kon horen. Eenmaal bij de school van Van Heukelom draaide hij scherp naar links het fietspad af, de asfaltweg op, richting de toegang tot het schoolplein.
De zilverkleurige Mercedes raakte niet de cabine, hij boorde zich in de geribbelde wand. Hij ging er dwars doorheen eigenlijk, slipte en reed door. Vijfhonderd bekers schoolmelk werden gelanceerd, ze leken heel lang in de lucht te hangen voor ze op het asfalt veranderen in een melkrivier.
Van Heukelom en Dupont spoedden zich naar buiten. Wat Dupont daar deed was onduidelijk, mogelijk was hij door zijn bridgemaatje gebeld, zodat zij zich samen vrolijk konden maken over De Koning en zijn Paard-met-drie-poten. Nu was de situatie heel anders. Zij troffen De Koning aan in een benarde positie, de bestuurderscabine lag op zijn kant, en was ineengedrukt, De Koning kon nog geen vinger bewegen. Hij proefde het bloed dat uit zijn hoofdwond kwam lopen. Het vreemde was dat hij alles uitstekend kon horen, hij leek volledig genezen van zijn hardhorendheid, hij hoorde scherper dan ooit.
“Wie licht het tochtige paard in?” zei Van Heukelom zacht en voor een gewoon mens onverstaanbaar.
“Ik bel haar wel” fluisterde Dupont, “ze zal toch immers geen traan om hem laten?”
Ze kwamen dichterbij.
“We gaan hulp halen! We bellen de ambulance en ook je vrouw! Houd je kranig jongen!” riep Van Heukelom heel hard in de buurt van zijn oor. Toen liepen ze weg met de broekspijpen opgetrokken want melk is een gemeen goedje. Plotseling voelde De Koning een enorme druk op zijn borst, alsof hij in beton werd gegoten.
“Lig ik hier niet te sterven?” vroeg hij, doch er was niemand in de buurt.
Gerwin van der Werf (1969) is muziekdocent, componist en schrijver. In april 2010 verscheen zijn debuutroman, Gewapende man, bij Uitgeverij Contact.
Wie pasticheert Gerwin? Uw reactie graag hieronder.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
10 opmerkingen:
Reactie van Erik Nieuwenhuis via FB: "ik dacht achtereenvolgens aan Kafka, Elsschot, Hermans en Hotz. Ik denk dat ze allemaal fout zijn, hoewel er iets geniepigs in zit dat goed bij de laatste twee zou passen."
Bordewijk?
Mijn eerste gedachte was ook Elsschot, maar dat heeft meer met de inhoud te maken. Biesheuvel? (vanwege de idiote draai en het toch wat archaische taalgebruik)?
"Lig ik hier niet te sterven?"
Wie weet waar dat vandaan komt?
Gerwin
Jeroen Brouwers?
Interessant. Had je een bepaald verhaal van JB in gedachten?
Gerwin
Nee, niet echt. Meer de tragiek en ondergang van iemand.
Maar ik ga toch terug naar Elsschot. Een ontgoocheling. Daar zit het bridgen in, een karretje, een wisseling van carriere, en De Keizer (de koning).
En dat bridge is whist bij Elsschot: De Lustige Whistspelers... Heerlijk. En ook De Koning gaat dood. Al heb ik zijn laatste woorden niet voorradig.
Heel goed, met "Een ontgoocheling" zijn we er wel. De laatste woorden van De Keizer staan hierboven. Het absurdistische einde is wel degelijk van Hotz geleend. Zo'n snelle afwikkeling doet Elsschot immers geen recht.
Gerwin
Leuk dit!
Een reactie posten