Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 13 september 2010

Kippen



E. wilde voor zijn vijfde verjaardag een kip. Hij wist al heel lang dat ze Picasso zou heten.

Vorig jaar vierden de Provence en de Côte d'Azur Pablo Picasso. Er waren allerlei exposities en ook een speciale culturele route tussen Antibes en Avignon, langs de plaatsen die een rol hebben gespeeld in het leven van de Catalaanse grootmeester.
De kinderen hebben dat geweten, niet alleen omdat ik toen vier reportages over iets met Picasso heb geschreven, maar ook omdat we naar het kasteel in Vauvenargues zijn getrokken, de zwartwit-portretten van Picasso in het museum van Mougins hebben gezien en een expeditie hebben gemaakt naar zijn laatste onderkomen dat toen net was opgekocht door een Nederlandse kunstverzamelaar en waar ik nog een gesprek heb aangeknoopt met een tuinier in de hoop anekdotes te ontfutselen.

Er kwamen natuurlijk boeken over Picasso het huis binnen. Een onuitputtelijke bron van informatie was Dictionnaire Picasso van Pierre Daix. Lang nadat mijn reportages geschreven waren, zat ik daar nog uren mee op de bank.
Pierre Daix leerde Picasso kennen in 1945. Ze werden vrienden. Daix verdiepte zich in Picasso's oeuvre en wijdde vele boeken en essais aan de schilder. In 2003 kreeg Daix de Prix Georges Pompidou voor zijn werk als "archeoloog van de moderniteit".
In Dictionnaire Picasso heeft Daix aan de hand van meer dan 2000 trefwoorden de essentie over Picasso samengebracht: zijn woonplaatsen, zijn vrienden, zijn vrouwen, de geschiedenis van al zijn werken, zijn grote exposities, zijn galeristen, de verzamelaars van zijn werk, de critici van zijn tijd, en dit is nog maar een greep uit de onderwerpen die Daix aansnijdt. De stukjes zijn boeiend en bovendien vlot geschreven, en hebben mijn reportages en mijn verhalen aan de kinderen gespijsd.
Ze waren oprecht geïnteresseerd in Picasso's werk. Minutenlang keken ze in stilte naar reproducties van Portrait de Dora Maar, Deux femmes courant sur la plage of L'acrobate, en nadien bootsten ze zijn stijl na in hun tekeningen.

Dat E. zijn kip Picasso wilde noemen, was dus wel een beetje indoctrinatie. Maar met de namen van de andere kippen hebben we niets te maken.
Want omdat één kip zielig is, kregen E.'s broers ook een kip. N.(7) dacht eerst aan Cézanne, maar koos toen Adam.
'Hoe gaat de jouwe heten?' vroeg ik aan I.(3) toen we na het avondmaal in de badkamer stonden.
I. haalde zijn tandenborstel uit zijn mond.
'Jezus,' zei hij met lippen vol schuim. Daarna poetste hij verder.

Geen opmerkingen: