De man die de gele bestelwagen bestuurt heet José Penedo, werkt al zesentwintig jaar bij de sneldienst en heeft de Franse nationaliteit, al suggereert zijn achternaam een Spaanse afkomst. Hij draagt een wollen hemd en een fleece vest, allebei met het logo van het bedrijf op het borstzakje, en zijn meest opvallende fysieke eigenschap is een snor, zo'n moustache met krullende punten. Met grote regelmaat kijkt hij in de achteruitspiegel naar zijn snor, maar het zou even goed kunnen dat zijn blik is gericht op het medaillon onder de spiegel met de foto van zijn vrouw Maria, die nu thuis in de keuken het maal aan het bereiden is dat hij vanavond zal eten, gevulde courgettes met rijst.
Toen José Penedo van huis naar het sorteercentrum vertrok, drie uur geleden, hing de kilte van de nacht nog in de lucht, nu geeft de zon al zoveel warmte dat hij ervan puft. Zijn rechterhand heeft het stuur gelost en hij probeert met die hand zijn jas los te knopen, een moeilijke aangelegenheid, zeker op deze baan, die niet alleen bochtig is maar ook met grote regelmaat deint.
De lezer zal opmerken dat het niet verstandig is een wollen hemd en ook nog een vest te dragen, toch niet in dit klimaat, maar dan kent de lezer onze hoofdpersoon nog niet, wat wij hem of haar onmiddellijk vergeven want veel is hier nog niet over José Penedo gezegd. José Penedo heeft beide kledingstukken gekregen toen hij zijn vijfentwintig jaar arbeid vierde en omdat hij een dankbaar man is, draagt hij ze elke dag. Maria wast het hemd 's avonds en strijkt het 's morgens voor dag en dauw, maar het vest wast ze slechts één keer per week, tenzij de tapenade uit de sandwiches is gedrupt die zij 's morgens ook smeert en er vetvlekken zijn.
José Penedo herkent de straat waar hij moet inslaan aan de grote cilindervormige taxusboom, elke keer lijkt de boom pas gesnoeid, zo gaaf is zijn takkenwand. In het laatste huis van de straat moet hij zijn. Hij kent het adres goed, vaak gaat hij daar pakjes afleveren, platte dozen in lichtbruin karton die altijd van dezelfde afzender komen, hij begrijpt de naam niet, het adres is in België, de Vlaamse kant. Nog nooit heeft hij gezien wat erin zit. Wanneer hij zijn bestelwagen parkeert op het grind, ziet hij dat er een nieuwe boom in de voortuin staat, een jonge mimosa. Meneer en mevrouw hebben hun handen uit de mouwen gestoken, concludeert hij, het zal meneer wel zijn, tenminste als de ondergrond hier even rotsig als bij mij, zo ziet het er wel naar uit, en de vrouw in dit huis lijkt niet fors, maar misschien is dit een illusie.
De deur gaat onmiddellijk open. In deze stille straat horen de bewoners direct wanneer er een auto oprijdt, ze zien het meestal ook want alle auto's moeten langs de westzijde van de tuin passeren en de woonkamer kijkt daar op uit.
Het is de vrouw die opent, ze draagt een jeans en een dunne trui, met daaronder een zwart t-shirt waarop letters staan gedrukt en ze glimlacht. Bonjour, zegt José Penedo, Ik heb een pak, Bonjour, zegt zij, Bedankt voor het pak, Wilt u even tekenen, Natuurlijk, Wat zou erin zitten, denkt hij terwijl zij haar handtekening in het hokje plaatst. De vrouw neemt het pak al van hem over, zijn taak zit erop, Bonne journée, zegt José Penedo, zij zegt hetzelfde terug, hij gaat naar zijn bestelwagen en schikt zich in zijn lot, hij zal nooit weten wat in dat pak zat.
Aan u, beste lezer kan ik het zeggen, het is het nieuwe boek van Elsa Osorio: Uitweg.
Welke auteur pasticheer ik? Het reactieformulier staat open voor uw ideeën.