Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 23 november 2009

Frankrijk door de ogen van Bril



Als ik een goed boek heb, doe ik het eer aan. Vorige week begon ik op een avond in bed in C'est la vie van Martin Bril. Mocht u het niet weten: Bril was behalve een bekende Nederlandse columnist ook de man die het begrip "rokjesdag" lanceerde. Hij stierf in april, 49 jaar jong. C'est la vie is een bundel van kronieken die zich afspelen in Frankrijk. Na enkele bladzijden legde ik het boek opzij. Bedlectuur? Dit kon ik Bril niet aandoen. De plaats om C'est la vie te lezen is een terras op een Frans plein, bij voorkeur zonbeschenen, met een hoog pittoreskheidsgehalte en liefst een desolaat karakter. De kronieken van Martin Bril spelen zich meestal af op dergelijke pleinen.
Het geschikte plein lag in het buurdorp naast de kerk. Het was 13 uur. Op het terras van restaurant Bellevue was niemand. Binnen daarentegen was er veel volk.
'Er is nog een tafeltje vrij achteraan,' zei een kelner. Achteraan, dat betekende op de veranda met het panorama over de bergen. Het leek me plots een interessante optie. Niet dus. De bankier en zijn bedienden hadden zich daar geïnstalleerd. Om redenen die ik hier niet ga noemen zie ik die liever niet - en hij mij ook niet, trouwens. Ik posteerde me aan de toog waar een jongen die de puberteit net ontgroeid was, bierglazen afdroogde. Of ik buiten kon zitten?
Buiten? Heuh, natuurlijk.
Het was, lieve mensen, zeventien graden - voor de lokale bevolking dus frisjes.
Het terras lag aan de overkant van de straat. Ik nam een tafeltje naast de fontein. Achter me klaterde het water. Een bruin blad dwarrelde uit een van platanen op mijn tafel neer. Ik sloeg C'est la vie open en las over de Franse escapades van Bril, meestal in de voetsporen van Georges Simenon, zijn grote held. Bril las ook als hij op restaurant ging. Het gebeurde soms zelfs bij een etentje met zijn vrouw. Zij was dan ook verdiept in een boek. "Ja, dat gaat ver, inderdaad," schrijft hij. "Maar het is ook het logische eindpunt van elkaar scheel van verliefdheid aanstaren. Ik bedoel: je moet het durven. Het is zoiets als zoenen in het openbaar."
De ober kwam mijn tafeltje dekken.
'Un plat du jour, s'il vous plaît.' Het krijtbord met de dagschotel kon ik van mijn tafeltje niet lezen. Verrassing. Als er maar geen andouillette op tafel verscheen. Voor die exotische naam was ik een keer gegaan, toen ik op reportage was in Versailles. Ik kreeg een dikke bleke worst. Vanbinnen zag ik geen worstvlees maar fijne, concentrische cirkels. Laagjes. Was dit een vleesgeworden croissant? Heerlijk. Ik stak de worstplak in mijn mond. Stante pede vloog de hap er weer uit. Hoe ik de smaak kon beschrijven, wist ik niet, maar iets weerzinwekkender had ik nooit eerder geproefd. Andouillettes zijn gemaakt van varkensdarm, vertelde de ober toen ik hem mijn volle bord teruggaf. Als troost kreeg ik een kaasschotel. Kan lekker zijn, zei mijn vriendin N. later, maar de darmen moeten goed gewassen zijn. Anders smaakt het naar... Tja.
Enkele kronieken later verscheen de ober terug met een dampend bord aïoli. Behalve twee vissoorten, verse tomaten en een gemengde salade was er ook gekookte aardappel, wortel en artisjok. De saus, van look en olijfolie, zat in een aardewerken potje. Terwijl ik las, plukte ik artisjokbladeren en dopte die in de aïoli. De herfstzon brandde en ik haalde mijn zonnebril boven. Er was geen kat op straat, maar van enkele straten verderop waaiden flarden vrolijk gebabbel over. Ik bedacht dat Bril gelukkig was geweest als hij het had meegemaakt.

Geen opmerkingen: