Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 13 november 2009

Chocolade met Giordano



Onlangs waren P. en ik voor enkele dagen in Turijn. Dit is niet alleen de stad van Fiat en van het grootste Egyptisch museum buiten Egypte, ooit de hoofdstad van het groothertogdom van Savoye en van het koninkrijk Piëmont-Sardinië, maar ook de stad van Paolo Giordano, de schrijver van De eenzaamheid van de priemgetallen.
Wereldwijd is De eenzaamheid van de priemgetallen waarschijnlijk een van de meest succesvolle debuten van het afgelopen jaar. In Italië alleen al werden er meer dan een miljoen exemplaren van verkocht, het is in 22 talen verschenen en wordt dit jaar ook verfilmd. Toen de roman verscheen, was Paolo Giordano amper zesentwintig en werkte hij aan een doktoraat in de natuurkunde. Hij kreeg de grootste literaire prijs van Italië, de Premio Strega (die bestaat sedert 1947), en werd de jongste winnaar ooit.

De eenzaamheid van de priemgetallen is het verhaal van de vriendschap tussen Alice Della Rocca en Mattia Balossino. Toen Alice zeven was, had ze een ski-ongeval waar ze een mank been aan heeft overgehouden. Mattia liet zijn zwakbegaafde tweelingzusje onderweg naar een verjaardagsfeestje achter op een bank in het park, waarna zij nooit is teruggevonden. De levens van Alice en Mattia zijn getekend door hun jeugdtrauma: zij heeft anorexia, hij doet aan zelfverminking. Als tieners komen ze op dezelfde school terecht. Ze voelen zich met elkaar verbonden, maar hebben moeite om echt contact te krijgen - met de gevleugelde woorden van Giordano: "Mattia dacht dat Alice en hij zo waren, twee tweelingpriemgetallen, alleen en verloren, vlakbij elkaar, maar niet dicht genoeg om elkaar te raken."
Mattia die - net als Giordano - doktoreert in de fysica, benadert de werkelijkheid vanuit een natuurkundig standpunt. Zijn geruisloze bewegingen linkt hij aan de chaostheorie; als hij op een feestje zijn glas met cola vult, berekent hij de oppervlaktespanning; als hij in de striemende regen met zijn vader in de auto zit, legt hij uit waarom de regen schuin lijkt te vallen. Giordano is erin geslaagd de eenzaamheid van zijn personages haast tastbaar te maken.

We waren dus in Turijn, P. en ik. Turijn is ook de stad van de chocolade. De beste plekken om die te proeven zijn de historische cafés rond Piazza Castello. Terwijl we onder de eindeloze arcaden flaneerden op zoek naar het mooiste café, hield ik de voorbijgangers in het oog. Ik herkende Giordano's look wel in menig mannelijke passant (mannen, wil u de trend voor zijn, opteer dan voor een baard), maar hemzelf zag ik niet. P. en ik strandden in Cafe Mulassano. Terwijl ik van de hete chocolade nipte, vroeg ik me af of Giordano hier soms kwam, misschien zelfs een bladzijde heeft geschreven. Of heeft hij de roman uitgetikt aan de universiteit, had hij daar op zijn computer - onder X-Windows als het besturingssysteem op de departementen natuurkunde nog altijd hetzelfde is als tien jaar geleden - een geheim bureaublad openstaan dat hij aanklikte als de bottom-quarks hem teveel werden.

1 opmerking:

S. zei

Mooi stukje, leuke foto en een héérlijk boek.