pas·ti·che [pastiesj(e)] de; m -s werkstuk in nabootsende stijl
Goedenavond, komt u binnen, komt u toch vooral binnen, u kunt hier toch niet zomaar rond blijven dwalen, u kent hier heg noch steg. Hoe ik dat weet? Ik zou u immers kennen als u van hier was, ik woon hier al zoveel jaren, mijn hele leven al, al zou ik niet weten hoelang dat precies geduurd heeft, is dat van belang denkt u? Wel? Het is toch niet zo, dat de Here onze jaren telt, en als hij dat wel doet, dan telt hij ze heel anders, daarvan ben ik overtuigd, misschien telt hij onze goede daden, of juist onze vergissingen, of schenkt hij extra tijd voor iedere persoon aan wij wie onze liefde hebben betoond, of de dieren, de dingen. Hoewel dat natuurlijk niet altijd geldig is, in tijden van oorlog bijvoorbeeld, als de mensen hun afspraken met God niet nakomen, dan hoeft Hij zich ook niet aan zijn afspraken met ons te houden, dan ziet de hele wereld er anders uit, zo was dat in ieder geval hier, bij ons, in de navel van Europa, waarin zovelen zijn verdwenen, u moet ze ook gekend hebben, nou ja, mijnheer Filipek kende u misschien niet, van die partisanenfamilie, of de Silbersteins en de Himmelblaus, maar anderen moet u toch wel gekend hebben, u bent zelf ook de jongste niet meer. Mijn buurjongens, die zijn ook niet meer teruggekomen. Ik zie ze nog over de markt lopen: Bartek en Jurek, Jurek en Bartek. Mijn broers? Welnee, hoe komt u daar nu bij. Ik heet immers Janusz, Janusz Kubicki, en ik ben geboren op de dag des Heeren 9 juni 1925. Het was een stralende dag, de straten waren bezaaid met bloemblaadjes, wierook hing nog over het stadsplein: Sacramentsdag liep ten einde. Toch stierf mijn arme moeder in het kraambed, mijn dappere vader dronk zich binnen een paar weken dood, buurvrouw Leodadia heeft mij uit de wieg getild en meegenomen, ik sliep in haar bed tot haar zoons werden geboren, Bartek en Jurek, vlees van haar vlees, u begrijpt het wel.
Hoe laat is het inmiddels? Dat doet er helemaal niet toe, zegt u? Ja, daar heeft u wel gelijk in. Een uur, een minuut, een mensenleven, als je zo oud bent als ik, gaat alles in een zucht voorbij. Je telt alle dagen bij elkaar op en er blijft steeds minder van over. Hoor ik de klokken nu al luiden? Ik schrik ervan, het lijkt het begin van de oorlog wel, die nacht van 1 september 1939 waarin we werden opgeschrikt door een gelui dat zo machtig was dat de vloeren van onze huizen trilden, de kopjes in onze kasten rinkelden, de kussens in onze bedden schudden. Zelfs ik, Janusz, schoot haastig in mijn pantoffels en rende via de Heilige Barbarastraat naar het plein voor de Heilige Jadwigakerk waar alle inwoners van ons dorp zich hadden verzameld. De slager, de bakker, de handwerkslieden, Jurek en Bartek, de kasteelheer, we stonden allemaal op het marktplein met open mond naar het gelui van de Jadwigaklok te luisteren dat klonk over de muren en de daken, over de velden en de bergen, een gelui dat inmiddels zo oorverdovend was geworden dat ik er al weer spijt van kreeg dat ik niet in mijn bed was blijven liggen zodat ik tenminste nog de kussens over mijn hoofd had kunnen trekken. Neemt u het mij niet kwalijk dat ik het u vraag, maar denkt u ook dat vrouwen beter dan mannen kunnen voorvoelen wat komen gaat? Niet? Nou, bij ons stonden ze allemaal onderaan de toren, kleurige hoofddoeken om hun opgestoken vlechten geknoopt, weeklagend en handenwringend. Ja, natuurlijk, Leokadia ook. Maar bij haar was er niets van te zien, van het weeklagen, handenwingen. Zij keek alleen met grote ogen naar haar twee jongens, uit de kluiten gewassen knapen inmiddels, die van schrik elkaars hand hadden losgelaten. Op dat moment werd ze bevangen door een angst die zo groot was dat zelfs het machtige gelui van de Jadwiga haar allerzwartste voorgevoelens niet uit haar hart kon verdrijven. Hoe ik dat weet? En dat vraagt u, alsof u niet weet dat er altijd iemand is die het weet?
Gerdien Verschoor (°1963) is directeur van CODART, een internationale netwerkorganisatie voor museumconservatoren van Nederlandse en Vlaamse kunst. Daarvoor werkte ze als cultureel attaché op de Nederlandse ambassade in Warschau, de stad waar haar debuut zich afspeelt, De draad en de vliegende naald, in september 2011 verschenen bij Contact. Ze werkt nu aan haar tweede roman.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
7 opmerkingen:
Ik vermoed een poolse auteur, Tadeusz Borowski?
Warm, warm! Je hebt het goede land geraden. Nu de goede auteur nog.
Na wat zoekwerk gok ik op de recent overleden Ida Fink.
Nee Manu, helaas niet. Wel is het een schrijver in wiens werk de Tweede Wereldoorlog een centrale rol speelt. Om jullie een clou te geven: hij leeft nog!
Tadeusz Konwicki misschien?
Mysliwski, Over het doppen van bonen. Hij houdt in bijna 400 pagina's een monoloog tegen een 'bezoeker'. De zinnen zijn prachtige overpeinzingen over zijn leven. Heb ik net voor de 2e keer weer gelezen en steeds ontdek je weer nieuwe informatie en prachtzinnen
Bingo Cynthia! Het was misschien een gemene pastiche, makkelijk voor de liefhebbers van Wieslaw Mysliwski, maar van hem is tot nu toe alleen "Over het doppen van bonen" in het Nederlands vertaald. Gelukkig komt daar volgend jaar verandering in, dan verschijnt een van zijn andere grote romans, "Steen op steen", in het Nederlands. Van harte aanbevolen!
Een reactie posten