Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 7 november 2011

De Franse culturele opvoeding



We stonden in de badkamer. Ik keek naar het neonlicht en P. tuurde in mijn linkeroog.
'Ben je het zeker?' vroeg hij.
'Heel zeker.' Ik sperde mijn oog wijder open en probeerde een pijngrimas om te leiden naar een glimlach.

Het was een ingeving geweest. Eerst hadden we hout binnengehaald, elk drie keer zoveel stronken als z'n leeftijd. N. berekende dat I. er veertien moest, E. achttien en hij zesentwintig.
'Hoeveel jij moet weet ik niet,' zei hij aan mij. 'Te moeilijk.'
Met hun armen vol houtblokken waggelden de kinderen naar het terras. De dunne gingen in de eerste bak; de dikke in de tweede.
Toen de bakken vol waren wilden N. en E. badmintonnen.
'Wat gaan we nu werken?' vroeg I.
Het antwoord groeide naast ons: een cotoneaster.
'We gaan de prikplanten snoeien.'

Na drie cotoneasters had I. er genoeg van. Mijn oog viel op de taxusstruiken. Wanneer hadden die hun laatste beurt gekregen? Twee jaar geleden? Naar de ovalen van toen moest je gissen. Bleekgroene twijgen piekten alle richtingen op.
Eerst topte ik alleen, maar bij elke knip werd ik drastischer.
Monsieur Gilbert kwam zijn tuin uit met ijsjes voor de kinderen. Was dat een voorwendsel om de werkzaamheden te inspecteren? Ondanks de kramp in mijn hand voerde ik het tempo op.
'Wacht,' zei hij. Even later was hij terug met een groot apparaat.
'Gewoon op de twee knoppen duwen,' zei hij, 'en dan zo.' Hij zwaaide de machine over een bultige struik. In enkele halen veranderde die in een gladde geometrische vorm.

Ik werkte tot de batterij leeg was. De pijnscheuten had ik toen al. Ze kwamen als ik uit mijn linkerooghoek keek.
Zou lezen een probleem zijn? Welke boeken zou ik kiezen als ik er maar tien meer kon?
Half Mens, Bittere bloemen, The Tiger's Wife en The Stranger's Child lagen al op mijn stapel. En Het hoorcollege en De laatste middagen met Teresa ging ik recenseren, dus die ook. De gewichtslozen van Valeria Luiselli moest, de nieuwe van Alejandro Zambra ook. Maar wat met Fred Vargas?

Een vriendin had Sans feu ni lieu in mijn handen gedrukt. Fred Vargas lezen was volgens haar een onderdeel van de Franse culturele opvoeding.
Sans feu ni lieu gaat over een geheime seriemoordenaar in Parijs, opgespeurd door een agent op rust die niet gelooft in de schuld van de hoofdverdachte.
Het is een goede politieroman. Hij doorstaat de test van de tweede lezing, wat zeldzaam is in het genre. Dat komt omdat Vargas evenveel belang hecht aan humor als aan spanning. En haar personages zijn leuk. In het echte leven zou je een koffie of een biertje met hen willen drinken - met de goede personages althans. En ja, het is fijn om weten dat Fred Vargas de nom de plume is van een vrouw, een archeozoöloge op de koop toe. Maar om er een nationale hype van te maken?
Tenzij. Tenzij één roman onvoldoende was om haar genie te vatten? Moest ik nog een Fred Vargas lezen? Dat maakte een totaal van negen.

In de badkamer leek tien boeken onrealistisch.
'Ik zie niets,' zei P. 'Waarom heb je de ladder niet gebruikt?'
'Die was ver.'
'Had de stofbril dan opgezet.'
'Stofbril?'
'Daarom heb ik niet graag dat je in de tuin werkt, snap je?' Hij liep naar buiten.
Ik kleedde me uit. Hopelijk zou de naald wegspoelen onder de douche. En anders nam ik luisterboeken. Zelfs Fred Vargas bestaat in audioversie.

Sans feu ni lieu, J'ai lu, 282 p.

Geen opmerkingen: