Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

donderdag 17 november 2011

Pedant of briljante satire?



Het is niet dat ik het me niet kon voorstellen, maar het was gewoon niet gebeurd. Nooit had ik een boek twee keer na elkaar gelezen, ik bedoel vlak na elkaar zonder iets leesbaars tussendoor, geen krant, geen magazine, geen letter.
Nu is het toch gebeurd en wel met een boek dat ik niet goed vond. "Ergerlijk, chaotisch, barok" schreef ik toen ik het uit had. En toen bladerde ik terug en begon ik opnieuw. Dat boek was Las teorías salvajes, de debuutroman van de Argentijnse Pola Oloixarac (°1977).

“In dit land is het enige verschil tussen links en rechts aan welke kant van je broek je lul zit, meer niet” laat Oloixarac een van de personages zeggen. Het is niet de enige maatschappijkritiek die ze in de roman verwerkt. Toen Las teorías salvajes in 2008 verscheen, deinde een schokgolf door de Argentijnse literaire kringen. De universitaire middens beschuldigden Oloixarac van rechtse sympathieën, sommige critici verkondigden dat het boek “zonder liefde en zonder poëzie” was geschreven, andere beweerden dat het goed verkocht omdat Oloixarac een mooie vrouw is. Maar de lof overheerste. Ricardo Piglia, literaire paus in eigen land, noemde Oloixarac “de revelatie in de nieuwe Argentijnse literatuur”. Ze werd vergeleken met Fogwill en andere grote namen van de Argentijnse literaire canon. In 2010 riep het prestigieuze magazine Granta haar uit tot een van de 22 beste Spaanstalige auteurs onder vijfendertig.

Intussen verovert “De wilde theorieën” ook Europa. In Spanje wordt Oloixarac alvast de Argentijnse Houellebecq genoemd. De roman ligt nu bij ons in de handel als Het hoorcollege, een ongelukkige titel. Niet alleen omdat die de inhoud niet spiegelt maar vooral omdat de knipoog naar Roberto Bolaño verloren gaat (de Chileense cultauteur van De wilde detectives) en dergelijke intertekstualiteit kenmerkend is voor het proza van Oloixarac.
Het verhaal speelt zich af in Buenos Aires. De ik-verteller, Rosa Ostreech, studeert filosofie en is bezeten van Augusto García Roxler, een oude professor aan de faculteit die zijn carrière heeft gewijd aan een vergeten antropologische theorie. Rosa Ostreech, beeldschoon en zeer arrogant, is ervan overtuigd dat zij een noodzakelijke schakel is in de ontwikkeling van die theorie. Haar inzichten zullen een doorbraak betekenen – en Augusto verleiden.
Parallel loopt een tweede verhaallijn met als hoofdpersonages Kamtchowsky en Pabst, jongeren uit de avant-garde kunstscène in Buenos Aires, allebei foeilelijk en daarom slimmer dan de anderen (“lelijke mensen zouden intelligenter zijn doordat ze subtielere methoden hebben ontwikkeld om te vechten voor hun bestaan”), een mening die ze moeten herzien na de ontmoeting met de mooie Mara en Andy, zij fotografe, hij werkzaam in de film. De vier vinden elkaar, nemen drugs, hebben seks en gieten hun observaties en ervaringen in (al dan niet pseudo-)intellectuele discours.

Via deze verhaallijnen worden allerhande theorieën op de lezer afgevuurd. Oloixarac dist fragmenten op uit verhandelingen over oorlogsstrategieën, weidt uit over initiatieriten bij inheemse volkeren, strooit met begrippen uit de filosofie en de sociologie en stoelt voortdurend op de politieke geschiedenis van Argentinië. Hoe groter de achtergrondkennis van de lezer, hoe boeiender en helderder de roman wordt. De “gewone” lezer paait Oloixarac met zwarte humor. Jawel, de Argentijnse heeft een strategie om de lezer te verleiden
De roman is een hinkelspel tussen literaire genres. De lezer krijgt essayistiek, gedichten en dagboekfragmenten over zich heen maar net zo goed computertechnische documentatie of het scenario van een virtueel oorlogsspel.

Een plezierige leeservaring is Het hoorcollege niet. De opeenstapeling van genres (telkens met hun specifieke jargon) en de veelheid aan informatie overdonderen en het pedante toontje werkt op de zenuwen. Het maakt allemaal deel uit van Oloixaracs masterplan. Ze wil de lezer aanzetten zelf verbanden te leggen, en de betweterige toon hoort bij een parodie van de academische wereld.
Dat ze de traditionele vertelkunst beheerst, blijkt in het tweede deel van de roman waar we lezen over de Nederlandse antropoloog Johan van Vliet en hoe die in het begin van de 20ste eeuw uit het bestuderen van primitieve stammen een zijnsleer over het menselijk handelen afleidde, de Theorie van de Egotransmissies, die Augusto García Roxler van de teloorgang redde en die Rosa Ostreech zelf zal testen als ultieme poging om Augusto te verleiden. Daarvoor kiest ze Collazo, een ex-guerrillero met een levensstijl die haaks staat op zijn revolutionair verleden.
In het derde deel komen de verhaallijnen samen in een verrassende finale, die een geniale metafoor is voor de trieste realiteit van Argentinië en zijn cyclische geschiedenis van geweld.

Politieke roman? “Zeitgeist book”? Zwarte komedie? Filosofische roman? Satirische ideeënroman op maat van het internettijdperk? Net als Oloixarac zelf (die naast schrijfster ook blogster, filosofe, zangeres en model is) kan Het hoorcollege niet in een vakje worden ondergebracht. Het is in elk geval een debuutroman. Oloixarac heft het boek aan met een beschrijving van de passageriten bij de Orokai-volken op Papoea Nieuw-Guinea, waarbij kinderen helse schrik en martelingen moeten doorstaan om volwassen te worden – als ze overleven. De anekdote past in de theorie van de Egotransmissies maar is ook leesbaar op een metaniveau: ze slaat op Oloixarac zelf, haar intrede in de letterenwereld, een beproeving die ze glorievol doorstaat en die nieuwsgierig maakt naar wat volgt.

Het hoorcollege, Meulenhoff, 288 p.

(Dit stuk verscheen op 16 november in Uitgelezen, de boekenbijlage van De Morgen.)

Geen opmerkingen: