Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 11 november 2011

Dan weet je het wel



Je staat op, je hoofd is zwaar. Je duwt de luiken open. Je ziet dat de mimosa is geknakt, de nieuwe boom die geen miezerige knopjes geeft zoals de wilde achteraan maar volle stralend gele bloemen, dik als druiven.
Je sluit het raam. Je hoofd is zwaar. Je hebt zin in sigaretten.
Je geeft de kinderen ontbijt. Je morst de Miel Pops op de grond. Je zet koffie. Je gaat naar de badkamer, stapt in de kuip, zet de kraan open, je zeept je in, spoelt de zeep weg, je droogt je af. Je trekt je kleren aan. Je hoofd is zwaar.
Je krijgt het kippenhok niet open. Je hangt met je gewicht aan de deur, hoort de kippen radeloos kakelen, haalt een hamer en rukt aan de deur. Het hengsel komt mee, de deur blijft dicht. Je wrikt de hamer in een spleet, je sjort, je sleept, je wankelt achteruit. Je hoofd is zwaar.
Binnen zie je dat het tien over acht is. Je laat de hete koffie staan, trommelt de kinderen op. Voor de schoolpoort spreken vrouwen je aan: "Gaat het wel?" Je probeert te glimlachen, je voelt dat een glimlach het erger maakt. Je hoofd is zwaar.
Als je thuiskomt is de koffie koud. Je warmt melk, giet de koffie erbij en denkt aan Proust. Je schakelt je computer aan en bereidt je voor op de opdracht die je moet uitvoeren. Je hebt veel ideeën, althans dat dacht je. Voor het scherm verstom je. In de plaats van te werken schrijf je een blog over de kippen en de kat. Je hoofd is zwaar.
's Middags heb je geen trek en zeker niet in iets gezonds. Je rijdt naar de vallei om boodschappen te doen. Je denkt aan sigaretten. In de supermarkt zoek je in je tas. Je herinnert je dat je boodschappenlijst op de keukentafel ligt. Je koopt van alles maar vergeet het artikel dat je nodig had, tandpasta.
Van de supermarkt rijd je naar de telefoonwinkel. Je wacht tien minuten voor de deur, dan komt de uitbater uit de aangrenzende pannenkoekenzaak, je herkent hem aan de gel in zijn haar, de jeans met strijkstrepen, zijn kauwgom. Je legt je probleem uit. Je kijkt hoe de man alles intikt, op z'n sjiek kauwt, vloekt, een nummer draait, naar een computerstem luistert, zijn schouders ophaalt en zegt dat het altijd hetzelfde is.
Drie klanten komen binnen en gaan weer weg. Je hoofd is zwaar. Je zegt dat je een boodschap moet doen, rijdt naar het tuincentrum en koopt kippenvoer. Als je terug in de winkel komt, zie je dat er twee nieuwe klanten zijn. Je neemt een slok water van het flesje in je tas. Een nieuwe klant zegt "A votre santé". Je antwoordt "Merci" en je denkt, sukkel, hoelang ga jij wachten?
Na 63 minuten rijd je naar huis. Je belt een vriendin, je valt op haar antwoordapparaat. Je klapt je computer open. Je hoofd is zwaar. Terwijl je naar het scherm kijkt, denk je aan je opdracht en de deadline die enkele uren naderbij is gekomen. Je vriendin belt terug, ze stelt voor na school af te spreken. Je smeert brood met Nutella en Speculoospasta en gaat de kinderen halen.
Thuis probeer je het haardvuur aan te steken. Je probeert al een kwartier als op de deur wordt gebonsd: je vriendin. Je maakt thee, zet cakejes op tafel, gaat zitten. Je vertelt dat je sigaretten wil, dat je geen zin hebt in eten. Je vriendin zegt dat je lichte zelfdestructieve neigingen hebt. Ze vertelt dat de bank per ongeluk 49,000 euro van haar rekening heeft genomen. Je zegt dat het zo'n dag is, daar is zij het mee eens. Als je afscheid neemt, zie je dat de maan op is en vol boven de bomen rijst. Je vriendin heeft het ook gezien. Je herkent triomf in haar glimlach, je trekt je wenkbrauwen op. Je hoofd is zwaar.
Ze zegt, Denk aan de getijden en houd in gedachten dat we voor zeventig procent uit water bestaan, dan weet je het wel.
Je hoort haar wegrijden en denkt aan Un homme qui dort van Georges Perec, over een man die op een morgen besluit niet op te staan. Op zo'n dag, lijkt je, is in bed blijven geen slecht idee.


Un homme qui dort, Folio, 143 p.

Geen opmerkingen: