Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

dinsdag 15 november 2011

De garagist



Het was zes uur en stikdonker. De garagist zei dat ik hem moest volgen. Hij werkte sinds dertig jaar in het kanton en had veel straten bereden maar van het bestaan van deze straat was hij niet op de hoogte. Dat hij al jaren takelde bleek aan de behendigheid waarmee hij de wagen door de smalle straat loodste. In achteruit nog wel.


De weg naar het dorp was verlaten. Ik schakelde de radio aan. France Inter zond een special uit over Scandinavische literatuur. De presentator had pas voorgelezen uit Italiaanse schoenen van Henning Mankell. Ik was blij dat het voorbij was. Ik heb Italiaanse schoenen in augustus gekocht in Illiers-Combray waar Marcel Proust als kind zijn zomers doorbracht, het dorp van de madeleine. Toen we daar passeerden moest ik een boek kopen, vond ik. Het Maison de presse ligt tegenover de kerk waar Proust ging. De verkoopster, een Aziatische dame, prees Henning Mankell aan. In mijn leesdagboek heb ik de titel genoteerd en de datum waarop ik de roman heb uitgelezen (24 augustus), verder is het blad blank. Van het verhaal herinner ik me de afzondering van het hoofdpersonage, het eiland in de fjorden waar hij zich heeft teruggetrokken na een fout die hij als beging, z'n jeugdliefde die plots opduikt, haar ongeneeslijke ziekte, de revelatie dat ze samen een dochter hebben.
Ik vond er weinig aan. De roman die ik daarna las was Rosa candida van Audur Ava Ólafsdóttir. Die was wel goed. De presentator van France Inter las een fragment voor en daarna begon hij aan een kortverhaal van Knut Hamsun.

Hij was nog aan het lezen toen we bij de garage kwamen. De garagist stapte uit en ontgrendelde de ijzeren poort. De maan bescheen het werf. Ik zag karkassen van auto's in diverse staten van ontbinding. Van de garage was alleen de expositieruimte verlicht. In een hoek stond een bureautje. Daar zat een dame met grijs haar. Ze staarde voor zich uit.
De garagist toonde me waar ik moest parkeren en vroeg me de motor uit te schakelen, wat jammer was want Hamsun was nog aan de gang. Hij opende de motorkap. Het was snel gebeurd. Daarna moest de motor weer aan.
'Honderd zevenenvijftig duizend vierhonderd negentig,' hoorde ik hem zeggen. 'Compris, maman?'
Die aanspreking deed me opschrikken. Ik kan me voorstellen dat ik hem enigszins verwilderd aankeek. Maar zijn hoofd was de andere richting opgedraaid. De dame met het grijs haar stond naast de motorkap. Ze droeg een schort en krabbelde in een schriftje.

Toen ik wegging moest ik wachten voor ik de baan over kon. Het liep tegen zeven uur. De lichten van de auto's hadden iets feestelijks. De mensen daarbinnen gingen misschien op restaurant of hadden een afspraak met vrienden. Ik draaide me om, vraag me niet waarom. Over de autowrakken heen zag ik dat de garagist het atelier gesloten had. De expo was verlicht, zijn moeder zat weer aan het bureau.



Italiaanse schoenen, De Geus, 344 p.

Geen opmerkingen: