Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 28 november 2011

Een sport hoger



Ik klom een sport hoger. De ladder wankelde. Beneden was de beweging miniem, maar waar ik stond voelde het als een storm op zee. Mijn linkerhand verstevigde z'n greep, mijn rechter hield de ogen van de snoeischaar bijeen. Er klonk takkengekreun. De ladder zakte naar voren. Kwam tot stilstand.

Ik duwde mijn knieën in de naalden en ging verder met snoeien. Er waren dikke takken bij die als boter sneden, dunne die taai waren als pezen. Bij de moeilijke takken dacht ik aan heel vervelende dingen.
Af en toe pauzeerde ik om rond te kijken. Het leven zag er overzichtelijker uit van twee meter boven de grond. Ik kon in de woonkamer kijken (de kinderen tekenden monsters), in de tuin van monsieur Gilbert (daar was niemand te zien) en zelfs over de haag van monsieur José (hij was onzichtbaar maar ik hoorde zijn boor). Op ooghoogte bevonden zich alleen bomen, stukken strakblauwe novemberhemel en ongetemde cypresscheuten. Zoals de cypressen nu waren, glad tot twee meter hoogte en daarboven een sprieterige chaos, leken ze het oefenterrein van een slechte kapper.

Ik liet me in volle lengte in de naalden vallen, maar zelfs als ik mijn armen zo hoog mogelijk uitstrekte waren de bovenste takken te ver. De ladder verder uitschuiven kon niet meer, maar er was nog één sport.
Ik greep de ladderbomen vast en bracht mijn rechtervoet naar de hoogste sport. Ik dacht plots aan Amélie Nothomb. Zij komt nu vaak in de media naar aanleiding van haar laatste geesteskind Vadermoord. Van wat ik gelezen heb leid ik af dat die roman (haar zesentwintigste) een variant is van een al te vaak beproefd recept. Dan vind ik de uitspraken van la Nothomb al interessanter. In een recent interview las ik dat ze als kind soms op straat ging liggen, gewoon op de autobaan, en wachtte op wat zou komen. Er gebeurde nooit iets, maar het mogelijke gevaar gaf haar een kick.
Toen ik mijn linkervoet had bijgezet, maakte de ladder trage slingerbewegingen. Ik opende de snoeischaar.

Vadermoord, De Bezige Bij, 164 p.

Geen opmerkingen: