Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 25 november 2011

Je bedoelt neen maar je zegt ja



De man van mijn vriendin was van job veranderd. Hij werkte nu op een jacht van Chinezen.
'Het rare is dat je je nooit neen mag zeggen,' zei mijn vriendin. 'Je bedoelt neen maar je zegt ja. Je moet ze gelijk geven en dan moet je manieren vinden om je wil toch door te drijven. Zo gaat dat in hun cultuur.'

In dit geval, dacht ik, is De kunst van het gelijk krijgen van Schopenhauer levensnoodzakelijke lectuur. Hier maakt Schopenhauer de lezer wegwijs in de eristische dialectiek, de kunst om te discussiëren en wel zo dat je altijd gelijk krijgt. Aan de hand van achtendertig kunstgrepen laat hij zien hoe je om het even welke discussie kan winnen. Een verlegen gesprekspartner? Een debat onder geleerden voor een ongeleerd publiek? Een tegenstander die minder aanzien geniet bij de toehoorders? Voor elke situatie bestaat een tactiek.
Vaak zijn het sluipstreken. Trucjes of listen. Bedriegerij zelfs. Ruziemaken is bijvoorbeeld ook een tactiek. Door te ruziën, stelt Schopenhauer in kunstgreep 23, zet je de tegenstander aan zijn oorspronkelijke uitspraak te overdrijven tot die niet meer waar is. Weerleg je die overdrijving dan lijkt het of je de oorspronkelijke uitspraak hebt weerlegd.
Niet aangewezen met Chinezen, dacht ik. Dan was kunstgreep 18, een mutatio controversiae, een beter idee. Daar stuur je de discussie een zijpad op en dwing je zo een verandering van het geschil af.

'Zal ik een voorbeeld geven?' vroeg mijn vriendin. 'Stel dat de baas met windkracht tien wil uitvaren. Wat doe je dan? Je knikt. Je zegt, Natuurlijk kunnen we op zee gaan, alleen zal de boot zinken en zullen we allemaal sterven.'
Ik kon mijn bewondering niet wegsteken. Was dit geen consequentiedrijverie? Kunstgreep 24?
'Maar je zegt altijd ja,' zei mijn vriendin. 'En eventueel glimlach je. Glimlachen mag ook.'

De kunst van het gelijk krijgen, Uitgeverij Boom, 88 p.

Geen opmerkingen: