Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

woensdag 23 november 2011

Het meisje en de pianist (Marieke Rijneveld)

pas·ti·che [pastiesj(e)] de; m -s werkstuk in nabootsende stijl

Het meisje streelt met haar slanke vingers over de wit met zwarte toetsen en denkt aan hem, zoals hij haar gisterenavond nog met zijn handen had bespeeld. Steeds harder duwt ze op de witte blokken. Een haarsliert springt los langs haar bleke gezicht en maakt een komma op haar rode, verhitte wang. De eerste mineurvariatie. Hij is nu een uur te laat. De kaarsjes lijken eerder te smelten dan anders, een voorteken dat de avond al op zijn einde is gelopen. Het meisje heft haar handen als een dirigent die haar koor naar het eindstuk leidt en laat ze met een dreun neerkomen op de gladde toetsen. Het begin van een opkomende onweersbui. Het stuk heeft ze verpest.

Het meisje staat voor de boekenkast en probeert de leegte op te vullen met tweedehandsjes, die ze net voor een spotprijsje in heeft kunnen kopen op de wekelijkse rommelmarkt. Terwijl ze haar boeken sorteert denkt ze aan hem. De jongen die ze ontmoet heeft op een muziekfestival in Amsterdam. Ze had al stiekem een paar keer naar hem gekeken, toen hij geanimeerd in gesprek was met een vriend. Hij maakte bij ieder woord grote gebaren, als een echte entertainer en lachte er gelukzalig bij. Als vanzelf neuriede ze een melodietje bij hem. Bij zijn uiterlijk en zijn vrije bewegingen. Het deuntje van variatie 19. Haar lievelingstuk. Ja, dat heeft ze heel af en toe bij mensen. En dat betekent vaak iets bijzonders. Iets zei haar dat ze die mensen moet koesteren. Daarom maakte ze oogcontact met hem. Ze lachte lief. Ze bleken overeenkomsten te hebben. En wanneer komt dat voor? Nu. Het meisje ging die avond bij hem achterop de fiets, terwijl ze haar armen vertrouwd om zijn middel sloeg en haar lange benen angstvallig inhield om niet in de spaken van zijn krakkemikkige fiets te komen. Het was een zwoele avond. Een toonladder die ze net had geleerd, danste door haar hoofd.

Het meisje had nog niet veel mannen lief gehad. Hem had ze meteen lief. Die ochtend, toen ze wakker werd en ze zijn warmte niet meer voelde, wist ze het eigenlijk al meteen. Even fantaseerde ze nog, haar kinderlijke karaktertrek ontwijkend, en hoopte ze om hem te zien met een dienblad met twee onthoofde eieren, zoals ze deze het liefste at. Samen de eierschaal leeg peuzelen. Zonder woorden om alleen maar te glimlachen om wat ze die nacht samen hadden beleefd. Hij kwam niet meer. Variatie 29 stormde door haar hoofd. In gedachten beukte ze op het klavier in de openingsmaten. In dat ritme stampte ze door de straten naar huis.

Die nacht sliep ze niet, probeerde het wel wanhopig. “Slaap je niet, dan lig je toch”, zei haar moeder altijd. De volgende dag had hij gebeld, hij zou langskomen. Echt. Acht uur, goed? Natuurlijk. Tot dan. Maar hij kwam niet en daarna heeft het meisje nooit meer wat van hem gehoord. Jaren later las ze dat hij een beroemde pianist was geworden. De muziek had hij gevonden, maar de liefde nooit.

Marieke Rijneveld (1991) schrijft gedichten en korte verhalen. Ze volgt een studie Proza aan de Schrijversvakopleiding in Amsterdam.

4 opmerkingen:

Annick Vandorpe zei

Jullie komen wel kijken, maar niemand zegt iets. Mensen, overwin die drempelvrees toch!

Mark zei

Marente de Moor? Misschien Anna Enquist, al zal die associatie vooral bij me opkomen door het pianospel...

marieke zei

Mark, dank voor je reactie, het is inderdaad Anna Enquist, gebaseerd op het boek: Contrapunt.

Mark zei

Beetje vals van me om twee keer te gokken tegelijk, maar hey, toch één keer raak. :-)