pas·ti·che [pastiesj(e)] de; m -s werkstuk in nabootsende stijl
Ik pakte de brief die hij mij had gegeven zonder mij aan te kijken, en ik vroeg me af of het iets betekende dat hij mij zo nadrukkelijk niet had aangekeken, maar ik vergat deze gedachte omdat ik alleen nog aan de brief kon denken en aan wat daar in zou kunnen staan. Later dacht ik dat het misschien aan mijn bril had gelegen dat hij mij niet aankeek, hij had me al vaker gezegd dat hij mijn ogen niet goed kon zien als ik mijn bril ophield, en ik had geleerd hem af te zetten in zijn bijzijn, maar die ochtend was ik dat vergeten. Ik vergeet dingen op momenten dat ik ze zou moeten onthouden, en ik onthoud ze op de momenten dat ik ze zou moeten vergeten. Hij had al eens tegen me gezegd dat hij het lastig vond dat ik dingen vergat die ik zou moeten onthouden en andersom, hij zei me dat hij anders in elkaar zat en dat ik het voor hem ingewikkeld maakte om mij altijd te kunnen volgen. Ik kon mij ook niet altijd volgen, en ik dacht eraan of ik daar iets aan zou moeten doen. Maar ik wist niet waar ik de tijd vandaan moest halen om iemand te zoeken die me met zulke dingen zou kunnen helpen, en daarmee doelden we allebei op een psychiater, daarover waren hij en ik het vrijwel meteen eens. Ik had er alleen geen tijd voor, ik moest in die tijd erg veel vertalingen inleveren.
Hij had ook tegen me gezegd dat mijn verkeerde vergeten en onthouden geen probleem hoefde te vormen, maar dat hij niet kon garanderen dat het op een dag niet zou veranderen. Toen hij dit tegen me zei keek ik naar de sterrenhemel vanaf onze picknickdeken, we waren een leuk stel vond ik, we woonden in een leuk huis op een stuk land dat we samen hadden gekocht, en nu keken we vanaf onze deken naar de hemel, die voor een deel onze hemel was en waarvan ik erg veel hield om onder te werken, en ik zei hem dat verandering moest kunnen, zonder goed te weten welke verandering ik precies bedoelde. Hij kuste mijn hand en zei dat hij wilde dat hij en ik eeuwig zouden duren, maar hij zei erbij dat hij ook wel wist dat eeuwig niet bestond, en dat zulke dingen hem verdriet deden, hoe dan ook. Ik vergat erover na te denken waarom hij niet mijn gezicht had gekust, zoals hij gewend was te doen.
En nu stond ik met de brief in de hal van ons huis, met een schoen aan mijn voet van het paar dat daar al een week stond en waarover we al een paar keer ruzie hadden gekregen omdat werkschoenen volgens hem niet en volgens mij gerust in een hal konden staan. Ik vond dat werkschoenen goed pasten in de hal van ons robuuste huis. Ik keek naar de schoen aan mijn voet, en de linker werkschoen zat aan mijn rechtervoet. Op de een of andere manier had ik wel iets gevoeld, maar het was niet echt tot me doorgedrongen, en ik dacht aan de dingen die tot mij doordrongen, maar toen dacht ik dat ik wilde werken op het land, en ik wisselde de schoen om.
Ik bedacht me hoe het zou zijn als we ouder waren en hij nog steeds zou zeggen dat hij mijn schoenen niet in onze hal vond passen, op die leeftijd zou hij dat nog altijd vinden, en ik dacht erover na hoe andere middelbare stellen dat deden, want ik dacht graag aan onszelf als een middelbaar stel dat gelukkig was in hun mooie huis. Ik was dan zo gehecht aan mijn schoenen dat ik ze altijd wilde zien, en ik wilde ze altijd direct kunnen aantrekken. Als ze in een kast of in de schuur zouden moeten staan kon ik nooit snel naar buiten rennen om daar ons schaap te redden dat vastzat in de sloot. Dat zei ik hem toen hij die avond terug naar ons huis kwam. Ik zei: ik kan ons schaap niet snel genoeg redden. Hij zei dat hij me weer niet kon volgen, want wat was dat nu met een schaap, dat wij niet hadden. Ik legde het hem uit. Stel, wij hebben een schaap als we middelbaar zijn. Maar hij wilde het niet over dat schaap hebben. Ik zei dat ik het fijn zou vinden om ouder te worden en dan dieren te hebben, in huis de poezen en de hond, maar ook op het erf. Ik vroeg hem waar een erf anders goed voor was, bij een huis als dat van ons, om er geen schapen op te zetten soms? Hij zei dat hij van mijn stem hield als die wat lager klonk. Ik zei het hem nog eens, met mijn lagere stem. Als we een middelbaar stel zijn, zei ik laag, dan wil ik het schaap uit de sloot kunnen redden, zonder pardon. Dat klonk niet fijn met die stem, dat gaf ik meteen toe. Maar toch vertikte hij het om op die manier over ons te denken, als over een middelbaar stel met een schaap. Hij kon er niet aan denken, en hierbij klonk zijn stem als die van mij toen ik kwaad op hem was. Ik wil niet zo aan ons denken, zei hij, en het was alsof ik mijn eigen kwade stem hoorde, wat ik een afschuwelijk geluid vond. Ik zei dat ik in de war raakte van ons gesprek en ik ging de kamer uit.
Hij heeft dat geloof ik nooit gedaan, aan ons denken als een middelbaar stel. Dat bleek wel uit de brief, die was nog van voor hij officieel bij me weg was gegaan.
Marian Boyer (°1954) heeft achttien opgevoerde theaterteksten op haar naam, die deels als gebundelde uitgave zijn gepubliceerd. Haar prozadebuut Het engelentransport (De Geus, 2001) werd genomineerd voor twee literaire prijzen. In 2009 verscheen haar eerste verhalenbundel, Een kleine storm. De Revisor publiceert binnenkort haar verhaal Jongensochtend. Haar derde roman Een geslaagd leven verschijnt in september 2012 bij De Geus. Boyer geeft toneelschrijven aan de eindejaars van de Schrijfopleiding Hogeschool voor de Kunsten Utrecht.
woensdag 16 november 2011
Als er een schaap was (Marian Boyer)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
10 opmerkingen:
Mooi! Maar geen idee...
kom, renee, echt niet?
dank voor het compliment, maar raden hoort bij het spelletje...
Ik vind dit heel erg Lydia Davis
Ik dacht eerst aan Maartje Wortel. Maar Lydia Davies kan ook. Ze hebben elkaar trouwens al gesproken, Lydia en Maartje.
Maar waarom dan Davis en in diens kielzog Wortel, en niet, zoals Annick eerder per mail heeft geopperd, iemand als Gerritsen? Die twee laatsten zijn Nederlandse schrijfsters, is er dan geen verschil tussen NL en Amerikaanse auteurs?
(Overigens: ook hier geldt voor de eerste die raadt een exemplaar van mijn verhalenbundel.)
Het heeft iets van de ik van TussenEenPersoon van Esther Gerritsen maar die is het niet. Dan toch eerder Maartje Wortel. Maar nog waarschijnlijker Lydia Davis.
Er is geen ontkomen aan, een dwaalspoor leggen heeft niet geholpen. Het is inderdaad Lydia Davis, en Nina was de eerste dus die krijgt mijn bundel. Maar ook Annick zelf was tamelijk snel feilloos.
Complimenten!
Zend je me je adres, Nina? (ik kan dat spreepje op die n even niet vinden...)
Marian, ik moet bekennen dat ik nog nooit van Lydia Davis heb gehoord... Als dat een schande is, welk boek van haar moet ik dan lezen?
Renee, dat had ik ook niet, tot ik haar een tijdje geleden leerde kennen (ze is een zg 'writer's writer' en die leer je soms wat later kennen). Ik ben begonnen met de vertaling, Bezoek aan haar man. Koop maar, je krijgt geen spijt. Ze was in De Balie kort geleden maar toen kon ik niet. Groet!
Ga ik doen!
Groet terug
Een reactie posten