Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 4 maart 2011

Garmin (7)



Ik drukte op de startknop van Garmin en begon te lopen.
Lopen? Het was hooguit joggen. Garmin signaleerde 6,6 kilometer per uur. Snelheid maken was onmogelijk. In de massa voor me ontstond soms een kleine opening. Dan voerde ik mijn ritme op en stortte me daarin, maar zodra ik me in de bres begaf sloot ze zich en was ik omgeven door een muur van hotsende lijven.
Het ging zo door van de oude haven tot bij het Palais des Festivals. Dan begonnen individuele looptempo's zich te onderscheiden en toen we op het eind van de Croisette kwamen, waar het parcours een U-bocht maakte, was de mensenmassa geen golf meer maar een lange slang met een snel oprukkend kopje.
Daar, in de U-bocht, stond een muziekband. Met tamtamgeroffel spoorden ze de lopers aan. Ik liep achter twee dames met fluo roze t-shirts en kort platinablond haar. Ze zwaaiden en gilden naar de muzikanten. Eenmaal we de band voorbij waren zwakte hun ritme af. Ik haalde ze in via de stoeprand.

Terwijl ik liep, opnieuw tot het Palais des Festivals, dan via de haven tot het Radisson Blu 1835 Hotel en daar op de lange rechte baan naast het strand naar Mandelieu toe, keek ik naar de lopers rond me.
Er waren er bij die de grond nauwelijks raakten, zo licht liepen ze. Deze lopers glimlachten, de blik op oneindig. Ze waren niet per se snel maar het leek alsof ze hun tempo bewust hadden gekozen, uit strategisch oogpunt of gewoon om van het landschap te genieten. Je verwachtte dat ze plots zouden versnellen en de anderen in een oogwenk ver achter zich zouden laten.
Voor elke loper uit de lichte groep waren er minstens drie tegenhangers. De schoenen van deze lieden landden met harde klappen op het asfalt. Ze maakten pijnlijke grimassen en hun gezichten liepen rood aan.
De meesten hoorden thuis in de lichte of de zware groep (de gazellen en de olifanten), maar er waren ook aparte gevallen, zoals de dame naast me met de paardenstaart en het zwart petje. Zij had een kleine zenuwachtige pas, die contrasteerde met haar ontspannen glimlach. Een wildebeest? En wat te maken van de bejaarde man die voor me liep en zo schokkerig met zijn ellebogen zwaaide dat ik plaatsvervangende pijn voelde? Een nijlpaard?

Maar wat zegt een loopstijl ook? Denken we even aan het geval Emil Zátopek, wiens leven de Franse auteur Jean Echenoz zo treffend romantiseerde in Courir, onlangs bij De Geus verschenen onder de titel Hardlopen. Zátopek, die in 1922 geboren wordt in een bescheiden Tsjechische familie en op zijn zestiende bij de schoenenfabriek Bata gaat werken waar hij voor de lol deelneemt aan een loopwedstrijd, tweede eindigt en de smaak van het lopen te pakken krijgt. Zijn loopstijl was niet om aan te zien. Zátopek had een "zware, hortende, gemartelde pas", liep met zijwaarts hellend hoofd en het gelaat vertrokken van de pijn. Toch rijfde hij in de jaren vijftig het ene na het andere record binnen. Hij kreeg de bijnaam de "Tsjechische locomotief" en werd in korte tijd de snelste man ter wereld.

Loopstijlen zijn bedrieglijk. Dat ondervond ik zelf toen de eindstreep naderde. De gazellen rond me versnelden hun pas niet, zelfs niet onder de aanmoedigingen van het publiek. Glimlachend zweefden ze over de streep. De groep die duidelijk inhaalmanoeuvres probeerde, was die van de olifanten. Met succes meestal. Ik wilde voor de dame met de zwarte pet eindigen en in de laatste kilometer dreef ik mijn tempo op maar toen ik op een meter was genaderd, stoof ze vooruit in één lange spurt naar de finish. Aan de oude man met de nijlpaardallures, op het eerste gezicht een gemakkelijke prooi, dacht ik niet meer. Hij was maar even in mijn buurt geweest. Met zijn ongemakkelijke, schokkerige pas had hij de een na de ander ingehaald.

Courir, Minuit, 142 p.
Hardlopen, De Geus, 128 p.

De vorige Garmin leest u hier.

Geen opmerkingen: