Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 25 maart 2011

Ei



Elektriciteit in je lijf is leuk maar niet als je om vier uur in de nacht opstaat om naar het toilet te gaan en de stroom in je benen je klaarwakker maakt. Je kan van de energie gebruik maken om dingen aan te pakken die je anders laat liggen zoals die oude tuintafel eindelijk schuren of de raamkozijnen schilderen, maar dat zou moord zijn want in je leeft iets dat naar buiten wil en daar dient die stroom voor, om het uit je te krijgen.

Het is een groteske vergelijking maar (dit bedacht ik vorige week toen ik om zes uur in de keuken stond): het ontstaan van fictie kan je zien als een ei dat uit een kip komt. Terwijl je leest, reist, werkt, praat, zingt, loopt en zoent, groeit het in je zonder dat je het beseft. Op een goede dag voel je de behoefte om te zitten met pen en papier en dan komt iets uit je waar je het bestaan niet van vermoedde. (En terwijl een kip dan luid kakelt, voelt een mens die stroom in het lijf).

Omdat we het register van het ridicule nu toch hebben opengetrokken kunnen we evengoed verdergaan. Eenmaal het ei daar is begint het broeden: wachten op de reactie van meelezers, schrappen, herschrijven, nog meer schrappen, nog meer herschrijven.
Komt er een kuiken? In het beste geval wel. Maar dan zijn we er nog niet. Want, is het kuiken sterk genoeg om te overleven (lees: vindt het boek een uitgever)? Misschien wel. Maar, groeit het kuiken uit tot een ordinaire legkip of wordt het een rasbeest?
En komt er nog een ei?
En wat met dát ei?

Als je schrijft is er altijd wat. Maar toch doe je het omdat het jouw manier is om te leven. Denken we maar aan Mario Samigli, het hoofdpersonage van Een geslaagde grap van Italo Svevo.
Italo Svevo, die op z'n eenendertigste debuteerde, schreef deze novelle (Una burla riuscita) in 1926, toen hij 65 was en zijn literaire roem net was verzekerd. Svevo's debuut, Una Vitta, ging aan de critici voorbij en ook zijn volgende roman, Senilità, was een flop. Hij gaf het schrijven tijdelijk op tot hij James Joyce leerde kennen die hem stimuleerde aan een nieuw boek te beginnen. In 1923 verscheen La Coscienza Di Zeno (Bekentenissen van Zeno) en kreeg Svevo eindelijk erkenning.

Het personage van Mario Samigli, een zestigjarige kantoorbediende in Trieste, vertoont duidelijk autobiografische elementen.
Mario leeft met zijn zieke broer Giulio op een flat. In zijn jonge jaren heeft Mario een roman geschreven die door de critici unaniem werd genegeerd. Nu, veertig jaar, hoopt hij nog altijd ontdekt te worden. Hopen is te zwak uitgedrukt, Mario gelooft het waarachtig, in z'n hoofd heeft hij z'n plaatsje in de letterenrepubliek al gekregen. In die overtuiging doet hij z'n saaie baan met de glimlach en in zijn vrije uren schrijft hij fabels over de mussen in zijn binnenkoer, waarop hij zijn dromen projecteert.

In Mario's kantoor werkt een handelsreiziger, Gaia, die niets liever doet dan fratsen uithalen. Gaia vindt Mario verwaand en drijft de spot met zijn literaire dromen. Op een dag maakt Gaia Mario wijs dat een Oostenrijkse uitgever zijn roman voor 200,000 kronen wil kopen. Gaia laat Mario een vals contract ondertekenen. Een collega van Mario brengt de wissel naar de bank en krijgt een bewijs waarin de bank verklaart de kronen te kopen voor 75 lire per 100 kronen.

De zaak neemt Mario zo in beslag dat hij zijn geduld met zijn broer verliest en weigert nog voor te lezen 's avonds. Wanneer hij uiteindelijk via een kennis verneemt dat hij is bedot, zoekt hij Gaia op en verkoopt hem enkele harde klappen. Hij verzoent zich met Giulio en troost zich met nieuwe fabels. Maar dan, onverwachts, draait de grap van Gaia in het voordeel van Mario uit. De Oostenrijkse kroon is gezakt en de transactie bij de bank brengt Mario 70,000 lire op, de helft van wat hij verdiend zou hebben als hij zijn boek werkelijk had verkocht.

Als je schrijft is er altijd wat maar de zaak is je geloof niet te verliezen. Het komt soms uit rare hoeken, dat gouden ei.

Een geslaagde grap, Uitgeverij Goossens, 94 p.

Geen opmerkingen: