pas·ti·che [pastiesj(e)] de; m -s werkstuk in nabootsende stijl
Op de terminal van de vliegtuighaven stond ik net na de middag te wachten tot mijn bagage op de loopband zou verschijnen; de koffers, rugzakken en gitaarkoffers draaiden rondjes, als gebakjes op een draaischotel in een brasserie, tot ze, heel lukraak zoals het leek, zomaar zouden worden uitgekozen. Ze bestonden in alle kleuren en vormen, maar wat me vooral boeide was de manier waarop ze kwamen en gingen. Het was een vast patroon met telkens een paar andere accenten. Kijk, daar kwam een grote groene koffer om de hoek gedraaid die me zo dicht passeerde dat ik hem wel kon aanraken (wat ik dan ook even deed nadat ik eerst een beetje zorgelijk had rondgekeken of niemand me in de gaten hield). In de volgende ronde was de grote groene koffer er nog altijd, maar hij was omvergevallen zonder dat ik het had gezien want zo snel kan een ongelukje gebeuren in het leven. Een paar koffers en zakken werden in hun eerste ronde al opgepakt, als kinderen die maar één jeton kregen voor één rondje; hopla en weg waren ze. De eigenaars waren meestal gehaaste zakenmensen die geen tijd hadden om te dromen en zoals ik stil te staan bij de carroussel van het leven, bij de afvalrace die aan de gang was. Er viel een zekere logica in te bespeuren die ik pas na enkele minuten doorhad. De vuile rugzakken bleven het langst op de carroussel staan en dat was niet meer dan logisch; de hippies en punkers gingen erbij zitten en staken een joint op, lieten hun waar nog even draaien, want al bij al hadden ze geen voeling met enig bezit als een reiskoffer. Ik keek uit naar mijn eigen koffer. Het was een grijs geval op wieltjes maar hij kwam maar niet opdagen. Ik ging erbij zitten, op de rand van de draaitafel als de naald op een pick-up zeg maar, en legde de handen in de schoot. Ik zag ze voorbijglijden, de andere koffers, en zag een man van mijn leeftijd bedenkelijk voor zich uit staren. Hij leek er zomaar een koffer uit te willen kiezen, maar toen hij hem in het vizier kreeg, wachtte hij zijn moment af, als een arend die de hele tijd in cirkeltjes vliegt, zo liet hij zijn koffer twee tot drie keer toe aan zich voorbijgaan, maar toen was de pret voorbij en ging hij er hardhandig mee aan de haal alsof de koffer zijn geduld genoeg op de proef had gesteld en het nu uit was met de pret. Een andere man stond zo dubieus naar de koffers op de band te staren dat hij zich elk moment bij de koffers had kunnen vervoegen en mee op de draaitafel kon springen. Ik keek een paar keer op, maar staarde de andere kant op toen ik zag dat een andere koffer dan de mijne de hoek kwam omgedraaid. Na een paar minuten had ik het spelletje wel door en om me af te reageren, bleef ik zitten en kon niet laten om een koffer die voorbij kwam gedreven een duwtje te geven waardoor ik, (er kwam een klein duivels lachje opzetten) een dominospel in gang had gebracht dat steen voor steen omverviel. Ik had in mijn eentje alles in de war gebracht. Waar bleef mijn koffer? Ik had geen tijd te verliezen. Ik werd ongedurig en stond op. Aha, daar was hij. Ik hield me klaar om hem tegemoet te komen, streek mijn broek glad, trok mijn sok op en knoopte mijn das dicht. Hij was te laat, maar hij was alsnog op de plaats van de afspraak gearriveerd en toen hij uiteindelijk op een zucht van me was verwijderd en ik mijn hand uitstak, bleef ik als een pop staan en liet hem aan me voorbijgaan. Dat zal hem leren, dacht ik, zomaar te laat op de afspraak komen. Bovendien kon ik niet met zekerheid achterhalen of het wel mijn koffer was. Ik verloor hem geen seconde uit het oog; integendeel, toen hij uit het zicht verdween, verliet ik mijn post en holde hem langs de band achterna, als een supporter die tijdens een wielerwedstrijd zijn favoriete wielrenner aanmoedigt naar de top. Ik was terug bij mijn plaats toen ik zag dat het inderdaad niet om mijn koffer ging. Er was zelfs geen enkele twijfel meer mogelijk want een dame zoefde voorbij en trok de koffer weg uit mijn gezichtsveld, alsof het één groot ingestudeerd nummertje was. Ik had zelfs amper de tijd om achterom te kijken. Er bleven nu niet veel koffers meer over. Ik zag de band voorbijrollen en ik moet toegeven: de leegte sprak tot de verbeelding. Om de tijd te doden ging ik weer zitten en probeerde iets anders uit. In plaats van een koffer op te pikken, wierp ik een visje uit en legde discreet mijn hand op de band –ik kan heel discreet een hand op een rolband leggen als het er echt toedoet- en liet een zakdoek liggen. Oeps. Voor ik het wist was de zakdoek ervandoor. Ik kon er nog achterlopen, maar eerlijk gezegd had ik een kramp gekregen in mijn been door daarnet nog de test met de koffer te doen. Traag zag ik dus de zakdoek steeds verder van me afdrijven, uit het oog uit het hart, opgeslorpt in het gat. Wat zou er gebeuren met de zakdoek? Ik wachtte vol spanning af. Het was een test, maar kijk, de zakdoek kwam weer tevoorschijn, alsof er niets was gebeurd. Het rondje zakdoekje leggen had trouwens geholpen. Niet ver daarvandaan kwam uiteindelijk ook mijn koffer op de proppen (bij nader inzien had ik dus de blauwe koffer meegenomen in plaats van de grijze). De zakdoek was de voorbode, de vaandeldrager op kleinere schaal. Het was maar een koffer, ik weet het, maar ik meende een rebel te herkennen. Het kon mijn verbeelding zijn, maar hij leek opzettelijk heel traag naar me toe te komen. Maar ik zou het niet aan mijn hart laten komen. Als die koffer dacht dat ik hem zomaar zou oppikken, dan kon hij het wel vergeten. Ik deed alsof ik de andere kant opkeek en liet hem voorbijdrijven. Het was een klein risico en mijn hart brak, maar er moest een lesje worden geleerd. Toen hij voor de tweede keer verscheen, liet ik hem bijna weer aan me voorbijgaan, maar greep hem nog net aan de riem vast. Allez, hopla, waarom niet eigenlijk; het was een klein kind dat in de armen moest worden gesloten.
Bavo Dhooge (°1973) is een Vlaams schrijver en scenarist. Sedert zijn debuut in 2001 (Spaghetti) heeft hij meer dan zestig boeken geschreven, zowel romans en kinderboeken als thrillers en science-fiction. In maart verschijnt Scrabble Man (Manteau), een misdaadroman.
woensdag 9 maart 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
9 opmerkingen:
Komaan mensen, waarom die drempelvrees?
Omdat we geen flauw idee hebben zeker? Maar wel heel mooi!
William Sutcliffe?
Ik vind het een zeer genietbaar stukje, maar ook bij mij gaat er niets rinkelen. Benieuwd...
Raymond Chandler?
Het gaat om een Belgische auteur, geen Vlaamse...
Meer bepaald: een Franstalige mannelijke auteur die debuteerde in de jaren tachtig met een volstrekt eigen geluid en die het meestal heeft over de kleine absurde details van het leven. Aan jullie nu!
De eenvoud, het bevreemdende en het burleske van dit stukje... alles wijst in de richting van Jean-Philippe Toussaint.
Proficiat, je hebt hem!
Tips om Toussaint te leren kennen:
De badkamer
Het fototoestel
De aarzeling
De televisie
Echt wel waard om te ontdekken!
Een reactie posten