Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

dinsdag 3 mei 2011

Garmin (12)



Ik drukte op de startknop van Garmin en begon te lopen. Ik zal preciezer zijn. Ik begon niet te lopen maar wel mijn benen. Zij bewogen zich voort en mijn lijf liet zich meevoeren. Echt. Ik moest geen inspanning te doen. Het voelde alsof ik op mijn benen zat, wat een comfortabele positie was om te kijken naar de irissen in de bermen en naar de wolken die als witte suikerspinnen in de lucht hingen. Het vertrouwde landschap defileerde, nog groener en flamboyanter dan twee weken geleden. Ik dacht aan mijn vorige tocht tijdens de paasvakantie in België.

Tijdens die tien dagen in april geurde heel België naar seringen. Ik rook het voor het eerst op het wandelingetje van de aankomsthal in Zaventem naar het ondergronds parkeerterrein waar de auto van mijn moeder stond. De geur was daar niet meer dan een vermoeden, maar hij was er en tijdens de rit werd hij steeds indringender. In K. was het parfum ronduit bedwelmend. Het hing niet alleen in de tuin, maar ook in alle kamers van mijn ouderlijk huis, en het vergezelde me 's anderendaags toen ik ging lopen.

Het was zondagmorgen, acht uur dertig. De enige mens op straat was een fietser met een zak van Hoornaert op de bagagedrager, de bakkerszaak van de pistolets met de flinterdunne korst en de vulling die naar lucht smaakt, zo zacht is die.
Ik liep naar de Condédreef, voorbij de weide waar de schapen van mijn opa vroeger graasden en nu drie huizen stonden, dan passeerde ik het huis en ik dacht aan de zomermiddagen in de tuin, aan de boterhammen met jam en de priklimonade (Colibri) van mijn oma en aan de vijver waarin ik bijna verdronken was. Was het mijn eerste herinnering, ik op mijn rug onder het wateroppervlak, roerloos, kijkend naar de twijgen en bladeren die boven me drijven? Ik weet nog hoe stil de wereld plots was. Hoe anders ook. Hoe de stammen van de bomen bewogen, alsof ze leefden. En hoe raar het gezicht van mijn vader eruitzag daarbuiten. Ik denk dat ik glimlachte onder het water. Even maar, toen grepen twee armen me vast en tilden me op het droge en klonken luide stemmen. Alles was weer gewoon, de bomen, de geluiden. Ik begon te huilen.

De Wolvendreef was nog in slaap gedompeld. De keren dat ik hier gewandeld had! Als klein kind met familie op zondag, later met mijn vriendin T. om geheimen uit te wisselen. Ik passeerde de villa van het gezin met de vier dochters die naar dezelfde school als ik waren geweest en waarvan een zelfmoord had gepleegd, jaren later, toen ik al in Frankrijk woonde. Ook hier was de seringengeur heel sterk.
Toen ik op het eind van de laan kwam herinnerde ik me een oud tafereel. Was de plaats waar ik ***? Dat was hem. Zonder twijfel. Het braakliggend terrein van vroeger was nu een keurige tuin met achterin een modern huis, maar hier gebeurde het. Ha. Als die mensen wisten.

Ik sloeg de baan in die mijn vriendin T. en ik namen als onze levens complexe kronkels hadden aangenomen. Het krakkemikkig asfalt, de hoge hagen aan weerszijden van de weg, de oude loofbomen daarachter, de villa's waar je in deze wijk alleen naar kon gissen, ja, zelfs de raadselachtige stilte was nog dezelfde als toen. Daarna kwam ik in de nieuwe woonbuurt naast de autosnelweg met de grote, opzichtige huizen. Dit was, bedacht ik, het nulpunt van mijn looplus.
Ik keerde terug via het speelplein dat nog altijd bestond maar nu kleiner en met andere tuigen, voorbij het kindertehuis dat onlangs om de verkeerde redenen in de pers kwam, de kerk waar Vangheluwe me in de ogen heeft gekeken, de laan waar mijn eerste liefde woonde, mijn middelbare school en toen was ik weer bij het huis waar ik van 1982 tot 1997 heb gewoond en dat binnen enkele maanden een thuis van anderen zal zijn.

Die tocht in België, bedacht ik toen mijn benen en ik de afslag naar onze Franse straat naderden, was de plattegrond van mijn jeugd. (Die uitdrukking is overigens niet van mij, maar van Wanda Reisel. In haar bundel Plattegrond van een jeugd geeft ze de lezer een rondleiding in haar ouderlijk huis in de Van Eeghenstraat 100 in Amsterdam elke ruimte krijgt een eigen verhaal. Of die verhalen echt gebeurd zijn of verzonnen, is niet duidelijk, maar dat is hier niet van belang. Wat ik u heb verteld is echt, daar mag u zeker van zijn.) Daarna verlieten mijn gedachten me. Dat was de schuld van mijn benen. Ter hoogte van monsieur Gilbert begonnen die plots te versnellen en op de oprit bleven ze doorgaan, ze sprongen zelfs over de kippendraad. Ik liet ze maar begaan.

Plattegrond van een jeugd, Uitgeverij Contact, 221 p.
De vorige Garmin leest u hier.

Geen opmerkingen: