Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

woensdag 4 mei 2011

Naaktzwemmen in de Bolañorivier



Toen ik in april met mijn vriendin C. in de boekhandel Het paard van Troje was, kon ik het niet laten een exemplaar van Amulet van Roberto Bolaño van de stapel te lichten en daar een passage uit voor te lezen. Amulet is een diamant waarvan elk facet het genie van de Chileense cultauteur weerspiegelt en dat wilde ik C. laten horen. Ik las de eerste paragraaf en daarna de ode aan stofdeeltjes en boeken op pagina elf en twaalf. Achteraf stonden C. en ik maar wat te glimlachen. Ik weet niet wat door haar hoofd ging, maar ik zal u even vertellen waar ik aan dacht en waarom.

Amulet is de zesde roman van Roberto Bolaño die in Nederlandse vertaling verschijnt. Toen Bolaño in 2003 aan een zeldzame leverziekte overleed, had hij in Latijns-Amerika zijn literaire strepen verdiend. Zijn vuistdikke roman De wilde detectives (1998) werd bekroond met de Premio Rómulo Gallegos, de belangrijkste Latijns-Amerikaanse literatuurprijs. Een jaar na zijn dood verscheen het meesterwerk 2666, over vier literatuurvorsers die in hun zoektocht naar de levenswandel van de schrijver Benno von Archimboldi belanden in de Noord-Mexicaanse stad Ciudad Juárez waar sinds 1993 mysterieuze vrouwenmoorden plaatsvinden. In 2666 geeft Bolaño op meesterlijke wijze gestalte aan zijn favoriete thema’s, de literatuur en het kwaad. De meer dan duizend pagina’s tellende roman werd bewierookt door de Spaanstalige critici en toen hij in het Engels verscheen, werd Bolaño in de V.S. een hype.

Amulet verscheen in 1999, net na De wilde detectives. Naast De wilde detectives en 2666 is dit een flinterdun boekje. Alleen al daarom is het toegankelijker en, voor wie Bolaño niet kent, een perfecte introductie tot zijn schrijfkunst. Het talent van de Chileense auteur spat van elk van de 160 bladzijden, vanaf de eerste paragraaf: “Dit wordt een gruwelverhaal. Een verhaal over misdaad, geweld en doodslag. Maar dat zal het niet lijken, en wel om de eenvoudige reden dat ik degene ben die het vertelt.”
Achter deze opmerkelijke vertelstem schuilt Auxilio Lacouture, een Uruguyaanse dichteres die illegaal in Mexico verblijft en zich “de moeder van de Mexicaanse poëzie” noemt. Overdag doet ze klusjes op de letterenfaculteit van de Nationale Autonome Universiteit van Mexico, ’s nachts leidt ze een bohemienleven met de jonge dichters van Mexico-Stad. Op 18 september 1968 is Auxilio op het damestoilet van de vierde verdieping van de letterenfaculteit rustig poëzie aan het lezen wanneer de oproerpolitie de campus bezet. Auxilio ziet hoe docenten en studenten gevangen genomen worden en besluit zich te verbergen in haar wc-hokje. Daar blijft ze twaalf dagen met als enige gezelschap een dichtbundel en haar gedachten.

In Amulet plaatst Bolaño, heel typisch, de schoonheid van het geschreven woord tegenover de grimmige realiteit. Terwijl gewelddadige opstanden door de stad razen (die zullen leiden tot het bloedbad van Tlatelolco van 2 oktober 1968, waarbij de ordetroepen honderden demonstranten neerschieten), klampt Auxilio zich vast aan haar grote liefde, de Mexicaanse poëzie. Ze denkt aan haar vrienden, de dichters in Mexico-Stad. Sommigen van hen zijn figuren die werkelijk hebben bestaan, anderen leven alleen in het oeuvre van Bolaño zoals Arturo Belano, Auxilio’s lievelingsdichter. Arturo Belano, een jonge Chileen die met zijn ouders naar Mexico-Stad is verhuisd, is een alter ego van Bolaño en ook een van de hoofdpersonages van De wilde detectives (waarin Auxilio overigens ook opduikt).
Wanneer Auxilio tijdens die septemberdagen van 1968 herinneringen ophaalt aan haar belevenissen met Arturito Belano, kent ze hem nog niet. Ze zal hem pas ontmoeten in 1970. “Het damestoilet van de vierde verdieping van de letterenfaculteit”, zegt Auxilio, “is mijn tijdmachine van waaruit ik alle tijden van het leven van Auxilio Lacouture kan observeren.” In haar monoloog volgen herinneringen, dromen en voorspellingen elkaar op. Het naadloze overvloeien van verleden, heden en toekomst maken van Amulet een bezwerende, soms hallucinerende vertelling.

Vandaag is Bolaño een van de meest invloedrijke Latijns-Amerikaanse auteurs. Hij wordt de nieuwe Gabriel García Márquez genoemd, wat ironisch is want van Márquez en zijn magisch realisme moest hij niets weten. Het succes van Duizend jaar eenzaamheid, stelde Bolaño, heeft geleid tot een generatie commerciële kitschauteurs met als boegbeeld Isabel Allende. Zijn voorbeeld was de Argentijn Jorge Luis Borges die bekendstaat als de aartsvader van het postmodernisme.

Bolaño voelde zich in de eerste plaats een dichter. In 1976 richtte hij met zijn vriend Mario Santiago Papasquiaro (aan wie Amulet is opgedragen) het infrarealisme op, een avant-garde poëzieschool. Pas op zijn veertigste, toen hij kinderen had en besefte dat zijn gedichten geen brood op tafel zouden brengen, begon hij romans te schrijven, maar poëzie bleef zijn grote liefde en dat schemert door zijn fictie heen. De beelden in Amulet zijn verrassend en subliem. Vaak zijn ze breed uitgesponnen, bijna miniverhalen op zich zoals die magnifieke ode aan de stofdeeltjes op boeken, maar om enkele korte voorbeelden te geven: de afnemende maan “nestelt zich als een spin in het damestoilet” en Auxilio’s herinneringen “zijn vaag, als verslonden door een reusachtig dier”.
Die dichterlijke achtergrond uit zich niet alleen in een beeldende taal. Bolaño durft. Hij goochelt met genres en stijlen en tast voortdurend grenzen af. Zijn proza ademt vrijheid.

Toen ik Amulet sloot, herinnerde ik me een zomernacht tien jaar geleden in Reserva Cuyabeno, de Equadoriaanse jungle. Bolaño lezen, dacht ik, is het literaire equivalent van naakt de lauwwarme Cuyabeno-rivier inwandelen (in de wetenschap dat er krokodillen zijn) en zwemmen onder een fabelachtige sterrenhemel, een ervaring waar je gelouterd uit komt en die je niet vergeet.

Amulet, Meulenhoff, 160 p.

Op 4 mei verscheen deze recensie in Uitgelezen, de boekenbijlage van De Morgen, weliswaar met een andere beginparagraaf.

Geen opmerkingen: