Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

woensdag 11 mei 2011

De blik (Justine le Clercq)

pas·ti·che [pastiesj(e)] de; m -s werkstuk in nabootsende stijl

Meneer Selmani, de baas, wees mij de kamer waar ik, vier dagen per week en een koopavond, kwam te werken. Midden in het vertrek stonden kunststof tafels in een halve cirkel opgesteld met op iedere tafel twee beeldschermen, twaalf schermen in totaal. De tafels en schermen waren bestoft. Ik bekeek de kamer en hoorde de baas staccato instructies geven. Door het stof heen rook ik nog een zweem van het verse beton waaruit het gebouw was opgetrokken.
Na de instructies liet hij mij alleen. Op de kantoorstoel nam ik plaats en bekeek mijzelf. Het slordig vallende uniform prikte licht op mijn huid. Hier in deze kamer was ik nieuw, maar alles was hetzelfde. Wat kende ik het goed, het systeemplafond, het grauwe slijtvaste tapijt, de koude muren.

Ik ben hier. In het enige beeldscherm dat op zwart staat zie ik mijn gezicht, waarin een onopvallend tevreden uitdrukking ligt. In vroeger dagen lagen hersenspinsels ten grondslag aan ontroeringen waaraan mijn gestel bijna bezweek. Gelukkig zijn ze verdreven door het realistisch besef over mijn onbeduidend leven.

De mensen in het warenhuis; ze lopen in mijn beeld, van scherm naar scherm. Ik kijk naar levende wezens maar zie ze niet. De massa bewegende lichamen doet armzalig aan. Vroeger bracht ik met ontroering mijn vingers naar het scherm, om ze iets te laten weten. Maar deze jeugdige romantiek is door de jaren ingekapseld.

Op het beeldscherm uiterst rechts, dat de beelden weergeeft van de kille wastafel in het damestoilet, verschijnt een jonge vrouw. Ze is alleen. Ik breng mijn gezicht dichter bij het scherm. Ze is vlak bij me. Haar huid is bleek en speels als donzige zomerwolkjes. Ik raak ietwat onthutst. Zij weet niet dat ik haar aanschouw. Zij is onwetend en kijkt in de spiegel. Zo-even was zij voor de andere warenhuisbezoekers nog een vorm, een geur, een bewegende vlek, maar nu is zij volkomen rein. Ze brengt haar linkerhand naar haar gezicht en legt deze op haar wang. Deze simpele beweging vertedert mij en verhit mijn eigen gelaat. Ze buigt zich naar voren, raakt bijna de spiegel aan met haar kleine neusje.
In mijn lichaam leeft geen hartstocht, maar wel verbazing. Mijn hand leg ik op het beeldscherm en voel haar wolkerige huid. Nu zij er is licht ik op, verlang ik naar een streven, naar een doel. In de stilte hoor ik haar zachte ademhaling. Ze waant zich alleen, en deze waan beschaam ik, maar ze weet het niet en daarom besmeurt het haar niet. Ze laat haar hand zakken en zet haar ranke lichaam recht. Nu draait zij zich om en beweegt naar de uitgang.
In mij huist geen briljant man, en in de einder lonkt de roeping. Maar toch leeft er in mij het verlangen betaald te willen worden voor dit leven.
Ze opent kalm de deur en vouwt zich om de half open deur heen. Ze twijfelt. Waarom roert mij dit? Waarom is zij plots belangrijk? Zij kan het niet zijn, ik ken haar niet. Nog even, dan is zij weg, en zal ik wederom onbetekenend zijn. Ik!

Justine le Clercq (1967) groeide op in een keurig Haags kunstenaarsmilieu, maar belandde uiteindelijk op straat. Haar debuutroman, De roemlozen, verscheen dit jaar bij Uitgeverij Podium en kreeg lovende kritieken.

10 opmerkingen:

Justine zei

Deze schrijver krijgt in Frankrijk nog aandacht, in Nederland nauwelijks. De schrijver was een belangrijke inspiratiebron voor andere schrijvers. De eerste vertaling in het Nederlands verscheen zo rond 1916 – in ouder Nederlands geschreven. Dat heb ik achterwege gelaten maar ik heb me wel aan een van de onderwerpen van de schrijver gehouden. Al een paar belletjes?

Anoniem zei

Hier een opstapje: Deze schrijver krijgt in Frankrijk nog aandacht, in Nederland nauwelijks. De schrijver was een belangrijke inspiratiebron voor andere schrijvers. De eerste vertaling in het Nederlands verscheen zo rond 1916 – in ouder Nederlands geschreven. Dat heb ik achterwege gelaten (lees: dat lukt me nooit foutloos) maar ik heb me wel aan een van de onderwerpen van de schrijver gehouden.

Manu zei

Moeilijk, zeker na de tips: ik had me niet aan een 19° eeuwse schrijver verwacht. Dan eerder een rus, ik gok op Anton Chekhov.

Justine zei

Laat deze schrijver nou toevallig afgelopen weekend ineens in de Volkskrant opduiken. Uiteraard aangehaald door een melancholieke oude man, banjerend door de straten van Parijs. Voor wie zich een Buitenstaander waant, is deze schrijver het ijkpunt in de geschiedschrijving van de Buitenstaander.

Annick Vandorpe zei

Is de auteur een Fransman met een passie voor muziek en kunst? Winnaar van de Nobelprijs Literatuur ook?

Anoniem zei

Ik steek m'n nek uit, doe een gok, lach me niet uit wanneer ik er helemaal naast zit: Octave Mirbeau.

Caspar V 't H

Justine zei

Ja een Fransman! Geen Nobel dacht ik, dat was toch Anatole France? Hij was een tijdgenoot. En Octave is niet gek bedacht (erg actueel nu met zijn boek Het dagboek van een kamermeisje - Strauss Kahn)Ik probeerde (onmogelijk) Barbusse te benaderen. Hij werd zeer bekend met Le feu. Maar ik heb een stukje nagedaan uit De hel. Toevallig haalde Remco Campert hem afgelopen weekend aan in zijn column.

Luc zei

Geen Volkskrant of Campert gelezen afgelopen week, maar is't misschien Echenoz?

Luc zei

Hmmm, eerste reacties niet gelezen. Nederlandse vertaling in 1916. Dat is Echenoz dus niet.
Alain-Fournier?

Annick Vandorpe zei

De pastiche is gebaseerd op L'Enfer, de debuutroman van Henri Barbusse (zie laatste reactie van Justine).