Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

dinsdag 12 oktober 2010

Koffie met Claus



Omdat de koffie thuis op was, liep ik op maandagmorgen van de school door naar het dorp, onder een paraplu van Spiderman en met Hugo Claus in mijn tas.

Aan de toog van Bar des Boulistes waren alle krukken bezet. Ik nam een hoog tafeltje tegen de muur en bestelde een koffie. De enige vrouwen in de bar waren les filles. Die met het langere haar was van dienst, de ander rookte buiten een sigaret. Als u nu twee jonge, Provençaalse meisjes met fluwelen wimpers en rozige kaken voor u ziet, dan hebt u het mis. Les filles zijn twee dames van middelbare leeftijd, met rozige kaken, akkoord, maar dan door overmatig drankverbruik. Af en toe riep de een van achter de toog 'Ma soeur!' Dan keek de ander of er koffietasjes stonden op de dorpels van de buurhuizen. Van de rokende gasten. Zelfs een verdwaald lepeltje ontsnapte niet aan haar spiedende blik.
De mannen aan de toog bogen zich gezamenlijk over een krant en spraken stil over de eerste champignons, en dat het een mager seizoen zou zijn.

Ik kreeg mijn koffie en sloeg De verzoeking open, een bundel van drie novellen van Hugo Claus, die ik in juli zag staan in boekhandel T. in K., waar ik toen ook Kaas kocht.
De titel (ook die van de eerste novelle) had mijn aandacht getrokken. Hugo Claus, die van zijn vierde tot zijn elfde op nonnenkostschool zat, schreef De Verzoeking in 1981. Het is de monologue intérieur van een hoogbejaarde non, Zuster Mechtild, die als jonge vrouw werd uitgehuwelijkt, maar na de dood van haar kind besloot in te treden. Incontinent en half-dement, verlaat ze haar brits nauwelijks, maar nu heeft ze de Orde van Leopold II gekregen en voor de feestelijke inhuldiging moet ze het klooster uit. Claus wisselt haar visioenen, de gedachten aan haar hemelse bruidegom ("mijn Zoet Hert") en de herinneringen aan haar voormalige wereldse echtgenoot af met wat haar overkomt tijdens de viering.

Terwijl de echo's van de stamgasten uit de verte tot me doordrongen, verdiepte ik me in het vrijwillig lijden van Zuster Mechtild en las dan de tweede novelle, Het laatste bed, al even exquis, gecondenseerd proza over twee lesbiennes die in een Belgische badplaats logeren, waar een van beiden het verhaal doet van hun hartstochtelijke, fatale liefde.
Toen ik van mijn boek opkeek, waren de krukken aan de toog leeg. Ik betaalde en ging naar huis, met vingers die jeukten om te schrijven.

Geen opmerkingen: