Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 8 oktober 2010

Moerbei



In dit huishouden kunnen we leven met discomfort, maar er zijn grenzen.
Het ochtend- en avondritueel nam al een tijd vreemde vormen aan. Bij het openen van de luiken liep ik de helft van de keren een blauwe plek op. Zodra een kier zichtbaar werd, was bukken de aangewezen houding anders zwiepte een vuistdikke tak in mijn gezicht. 's Avonds moest ik versterking zoeken. Iemand stond buiten om de takken uit de raamopeningen weg te houden, terwijl de ander binnen de luiken dicht trok.

De boom overschaduwde het huis en een groot deel van de tuin. De takken kropen over de zonnepanelen op het dak en bij het trampolinespringen verdwenen de kinderen in het loof.
Was het een den geweest, een pruimelaar, zelfs een eik, dan hadden we al lang actie ondernomen. Maar de boom voor ons huis is een zwarte moerbei. Hij heeft zoete, donkere vruchten en hartvormige bladeren waar de kinderen maskers van maken, en is een neef van de witte moerbei waarop zijderupsen worden gekweekt.

Als ik weer ternauwernood zo'n tak had ontweken, dacht ik aan zijderupsen, en aan het verhaal van Hervé Joncour.
De kweek van zijderupsen was tweehonderd jaar geleden een belangrijke industrie in Zuid-Frankrijk. In een buurdorp is er nog een oude magnanerie te bezichtigen. Tegenwoordig is het een luxehotel, maar indertijd waren er 120 mensen tewerkgesteld in de zijdeteelt.
Tegen het eind van de negentiende eeuw brak een epidemie uit in de magnaneries. De zijderupsen stierven en met de zijderupsen ook de industrie, al probeerden sommigen misschien nog gezonde rupseneitjes te halen in Japan, zoals Hervé Joncour in de roman Zijde van Alessandro Baricco.

Hervé Joncour is een handelaar in zijderupsen in de Ardèche. Elk jaar gaat hij in Egypte en Syrië rupseneitjes te kopen om de zijdekwekers in zijn dorp, Lavilledieu, te bevoorraden. Maar dan vallen de zijderupsen ten prooi aan een onbekende ziekte. Het enige land dat gespaard blijft is Japan.
Vier keer onderneemt Joncour een lange reis naar het oosten om eitjes te kopen. In een afgelegen dorp in de Japanse heuvels wordt hij ontboden bij Hara Kei, een mysterieuze man met veel macht en rijkdom. Joncour treft Hara Kei in kleermakerszit op de grond in een kale, sombere kamer. Aan zijn voeten ligt een mooie vrouw die hij over de haren streelt, als een kostbaar dier.
In een kale, precieze taal die alle zintuigen beroert beschrijft Baricco hoe tussen Joncour en de vrouw iets gebeurt. De auteur toont weinig: een enkel gebaar, een blik, het timbre van een stem. Even belangrijk is wat hij niet zegt. Hij raakt alleen een snaar maar ontlokt een melodie, zo spreekt hij de verbeelding van de lezer aan.

Zijde concentreert op 128 bladzijden een verhaal van twee culturen, van liefde en van oorlog, van verlangen, van een bijzondere industrie.
Het is een trage, sensuele, atypische roman waar ik graag aan terugdenk als ik onze moerbeiboom zie.
Zelfs nu hij gesnoeid is.

Geen opmerkingen: