Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 30 september 2013

Kamperen (1)


Ik wrikte mijn driepoot zo diep ik kon in de bosgrond. Scheef zitten kon ik verdragen maar mijn stoel moest wel stabiel staan. Mijn man was in het sanitair blok gaan afwassen en de kinderen speelden op het sportveld. Ik had de pyjama's en knuffeldieren in de tenten gelegd en nu zat ik aan onze kleine kampeertafel met La vie devant soi van Emile Ajar

Het verhaal van Momo en zijn surrogaatmoeder, de oude ex-prostituee Madame Rosa, had me tijdens de rit naar Carcassonne meegezogen, maar nu lukte het me niet meer mijn aandacht erbij te houden. De zon school achter de boomtoppen en de lichte schaduw van de sparren was vol en duister geworden. In mijn dunne kaptruitje - de enige trui die ik meehad - had ik het koud, maar ik slaagde erin dat probleem weg te denken. Wat ik vervelender vond waren de geluiden die naargelang het donkerder werd steeds helderder klonken. Naast ons kampeerde een paar met een jongetje  en een hond. Het leek alsof ze recht in mijn oor praatten. 
'Begin je nou eindelijk eens te eten?' hoorde ik de vrouw keer op keer vragen.
Ze werd af en toe onderbroken door de man die zei: 'Kijk nou toch eens aan, lekkere parmezaan....Wil je parmezaan? '
Ook die vraag bleef onbeantwoord.

De minuten verstreken. Mijn ogen rustten nog op La vie devant soi, maar ik deed geen moeite om te lezen, ik besefte zelfs niet dat ik een boek in mijn handen hield, zozeer was ik - mijn hele wezen - toegespitst op de conversatie van de buren, hoewel die veel eentoniger was dan de gedachtenissen en belevenissen van de tienjarige Momo bij Madame Rosa, een Joodse die Auschwitz heeft overleefd en die zich - in Momo's woorden - jarenlang heeft "verdedigd met haar achterwerk" tot ze daar te oud voor werd. Om geld te verdienen zorgt ze voor kinderen van prostituees. De meeste logés blijven slechts tijdelijk, maar Momo woont al jaren bij Madame Rosa. Zij is oud, uitgeleefd en ziek. Hij houdt met heel zijn hart van haar en verzorgt haar zo goed als hij kan, maar moet toezien hoe haar toestand elke dag achteruit gaat.

Tijdens die laatste levensmaanden van Madame Rosa zet Momo de eerste stappen naar de volwassenheid en komt hij enkele goed bewaarde geheimen over zijn identiteit te weten.
De kracht van de roman ligt in de stem van de verteller die enerzijds erg rijp is voor z'n jonge leeftijd, maar anderzijds veel kinderlijke onschuld aan de dag legt. Door de bril van de kleine Momo krijgt de harde marginale milieu waarin hij leeft iets poëtisch. Zijn blik is grappig, ontroerend en vaak ontluisterend juist.

Terwijl de tekst op mijn blad vervaagde en ten slotte opging in algehele duisternis, klonken de woorden van de buren steeds scherper en dichterbij.
'Begin nu maar te eten!'
'Wil je parmezaan? Lekkere parmezaan?'
De zinnen echoden in mijn hoofd en ik kreeg zin om iets te roepen of luid te gaan zingen toen eindelijk een huilerig stemmetje klonk: 'Maar stop nu toch! Waarom praten jullie altijd zoveel?'

La vie devant soi (Emile Ajar), Folio, 273 p.


Geen opmerkingen: