Antonio Ungar
(1974) laat zijn derde roman spelen in Miranda, een fictief Latijns-Amerikaans staatje
met een president die al bijna twintig jaar de lakens uitdeelt, vrienden op
ministersposten heeft geplaatst en de media, drugshandel en guerrilla bestuurt.
Terwijl de armoede blijft groeien en de onveiligheid toeneemt, wordt de
regering alsmaar rijker.
Ungar, die in Bogotá
werd geboren en na omzwervingen in Mexico,
Groot-Brittannië, Spanje en Israël sinds kort weer in Colombia woont, had al
twee verhalenbundels en twee romans geschreven toen hij in 2007 werd opgenomen
bij de Bogotá 39, de 39 beste
Latijns-Amerikaanse auteurs jonger dan 39. Voor deze laatste roman,
oorspronkelijk getiteld Tres Ataúdes Blancos (Drie witte kisten), kreeg hij in 2010 de prestigieuze Spaanse Premio
Herralde.
De Colombiaan flirt
in De presidentskandidaat met de stereotiepen
van de Zuid-Amerikaanse dictatorroman, maar dat hoort bij de opzet. Het verhaal
is origineel en de toon onderscheidt zich. Ungar bedient zich van zwarte humor
en spot. Zo luistert de president naar de naam Fluit en kan hij alleen in
kikkerperspectief worden gefilmd omdat hij buitengewoon klein van stuk is. De
ik-verteller, José Cantona, lijkt al even belachelijk. Hij dicht zichzelf velerlei
kwaliteiten toe, maar is een loser die op zijn veertigste nog in zijn ouderlijk
huis woont en de dagen doorbrengt in een permanente alcoholroes. Zijn grootste
verdienste is een treffende fysieke gelijkenis met Pedro Akira, de kandidaat
van de oppositiepartij. Wanneer deze laatste een kogel in het hoofd krijgt, wordt
Cantona benaderd door een voormalige klasgenoot die lid is van de oppositie.
Deze vraagt hem de plaats van Akira in te nemen tot na de verkiezingen. Alleen
zo kan een nieuwe overwinning van Fluit worden voorkomen.
Cantona wil zijn
vader bewijzen dat hij niet de lamzak is waar deze hem voor houdt en neemt de
uitdaging aan. Hij krijgt verwondingen opgeschminkt, wordt aan machines gelegd
en maakt kennis met dokter Neira en zijn lieftallige dochter Ada, de
verpleegster. Aanvankelijk profiteert hij van zijn luxeleventje en drinkt en
blowt hij zich suf, maar dan ontspint zich een romance met Ada en wordt hij
bevriend met zijn hoofdlijfwacht. Zij blazen hem nieuw leven in. Het
“fluitisme” uitroeien wordt zijn hoogste doel.
Maar in een
bananenrepubliek zoals Miranda is niemand te vertrouwen en niets bestendig.
Complotten en aanslagen zijn dagelijkse kost, en met zijn Ada rolt Cantona van
het ene in het andere avontuur. Elders zou het onwaarschijnlijk zijn, maar, zo
zegt Cantona: “In Miranda is de werkelijkheid altijd veel erger dan de
verbeelding, heb ik inmiddels wel geleerd”.
Gaandeweg krijgt hij
klappen en soms lijkt de waanzin nabij, maar telkens krabbelt hij overeind en
bindt hij de strijd tegen de corrupte machthebbers van Miranda weer aan.
En zo ontpopt de
protagonist van deze rocamboleske parodie zich van een egoïstische luilak tot
een integer man die vecht voor een ideaal. Of die oorlog, zoals Ada gelooft, op voorhand reeds
verloren is, mag de lezer zelf ontdekken.
De presidentskandidaat (Antonio Ungar), De
Geus-OxfamNovib, 311 p.
Deze recensie verscheen op 21 augustus in De Morgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten